Uit de notulen van de kerkeraad van de
Nederlands Hervormde kerk te Barsingerhorn
4
Marjorie Pigge
De kerk van Barsingerhorn
J. Stellingwerf, 1726
Tijdens het zoeken naar gegevens over de armenzorg in de gemeente Bar
singerhorn trof ik in de notulen van de kerkeraad van de Nederlands Her
vormde kerk te Barsingerhorn een grappige kwestie aan, die kon ontstaan
doordat de kerktoren eigendom was van de gemeente Barsingerhorn en
niet van de kerk. Op 14 juli 1875 maken de notulen gewag van een wel
zeer nijpend probleem:
De opmerking van den predikant, dat de gebrekkige toestand van het uurwerk in den
kerktoren, en den willekeur van den beamte, die met het opwinden van dat uurwerk is be
last, in het vóór- en achterzetten van den wijzer, tot ongeregeldheden in het kerkgaan
(leidt], zoodat vele menschen ter kerk komen als de godsdienstoefening reeds lang begon
nen is, en bij het godsdienstonderwijs, zoodat de leerlingen somwijlen schijnbaar te
vroeg en op andere tijden weder schijnbaar veel te laat komen, bidt tot eene bespreking
van deze zaak, aan het eind waarvan wordt besloten het gemeentebestuur te verzoeken,
den toren met een degelijk uurwerk te voorzien.
Op 6 december 1875 wordt bij de ingekomen post een brief van de bur
gemeester van Barsingerhorn genoemd, waaruit blijkt dat het verzoek van
de kerkeraad geen sukses heeft gehad:
Eene missive van den burgemeester der gemeente gedateerd 16 augustus 1875 no. 379,
houdende afwijzend antwoord op het door den kerkeraad aan het gemeentebestuur gerigte
verzoek om den toren met een beter uurwerk te voorzien.
De kwestie is dus nog niet opgelost. De oorzaak van het hele probleem is
dan ook niet zozeer de gebrekkige toestand van het uurwerk, maar veeleer
de wijze waarop de beamte zijn funktie kon uitoefenen! Op 29 juli 1876
wordt de affaire nog een keer in de kerkeraad besproken:
De predikant brengt daarop ln herinnering dat de kerkeraad ten vorigen Jare te vergeefs
zich bij het gemeentebestuur beklaagd heeft over den ellendlgen toestand van het uurwerk
ln de kerktoren en over de onverantwoordelijke wijze, waarop de beamte met het opwin
den van dat uurwerk belast, van die taak misbruik maakt om het uurwerk naar zijne per
soonlijke belangen vóór- of achteruit te zetten. Hij maakt de opmerking dat het gemeen
tebestuur alles heeft gelaten in de treurigen toestand waarin het zich bevond - en de be
amte voornoemd van het gemeentebestuur volmagt ontvangen schijnt te hebben, om met
het uurwerk te leven zoals hij verkiest.
Hij stelt op grond daarvan voor, den kcster te gelasten zich bij het luiden voor de gods
dienstoefeningen voortaan niet meer te regelen naar het gebrekkige uurwerk van den to
ren, maar naar de tijdsopgave van een, hem daartoe aangewezen lid van den kerkeraad, te
verstrekken. Wijl echter niemand in de vergadering aanwezig zich daartoe wil verbinden,
wordt over dat voorstel nog geen besluit genomen.
Daar blijft het verder bij. De kwestie wordt daarna niet meer aangekaart.
Kennelijk vond de kerkeraad het niet op tijd komen voor de godsdienst
oefeningen en voor het godsdienstonderwijs toch niet erg belangrijk! Ver
moedelijk werd het probleem pas afdoende opgelost toen de kerk werd
afgebroken.