16
onder aan de ooien geslagen zijn, alles op de
boete als vooren.
ARTIKEL 8
Kanner de oolens in de zooertijd zijn ontzeijlt.
zullen de ooienaars alle de borden van de roeden
Boeten alneoen, terstond bergen, en behoorlijk
beneevens de zeulen vel droogen en voorts
molen).
bergen en leggen ter plaatse, dat dezelve helder
en droog kunnen blijven, voorts dezelve bij de
ordinaire visitatie op hunne ooien erven
behoorlijk ter visitatie neder te leggen, de
vang en stom touwen bergen of m te balen, de
oolens m het kruis te zetten en wel vast oaken
en voorts alle oaanden m de zooer het scheprad
oodraaien, zoo, dat de kant die in bet water
gestaan beeft, boven koot op de boete als
vooren.
ARTIKEL 9
tonner m de zooer of herfst de oolens weroo
beginnen zullen te oalen, zullen de ooienaars
ieder zijd ooien eerst behoorlijk ooeten
soeeren, Zoo boven als onder alsoede telkens als
de oolens bebbben gestaan en weder beginnen te
oalen en vervolgens gesoeerd ooeten houden, de
zeulen bij zonneschijn of helder weer laten
lugten en droogen zonder dien nat of dof
opgerold te laten hangen, op de boete als
vooren.
ARTIKEL 10
tonner de oolens stil staan en niet onder zeijl
zijn, zullen de oolenaars in hunne oolens geen
laopen oogen laat en branden ten tijde als zu te
bed zijn of te slaapen leggen of zich niet
werkelijk m de ooien bevinden en ook met als
het dag is zullen dezelve ook geen laopen
lantaarns, tangen haaken, teer quasten of eemge
andere behoeftens tot de oolens oogen laten
oaken of ontbieden ten laste der ingelanden
tenzij oet toesteoomg en op order van de
oolenoeesters. Zullen ook geen zeulen touwen of
andere waren en goederen aan en tot de oolens
behoorende tot bun eigen gebruik oogen neeoen
ook geenerbande bout hoegenaaot tenzij oet
goedvinden en op orde als boven alles op de
boete van zes Guldens.
ARTIKEL 11
tonner eemg gebrek of ongeval aan een van
dezelve oolens koot voor te vallen zal die
oolenaar van die ooien, dezelve ooien terstond
ooeten oozeijlen en overboek zetten, en dan naar
de baas tiooeroan gaan, en daarvan kennisse
ooeten geeven, en m geval die ver van de hand
oogt wezen, als dan aan de oeeesterknegt of
andere van de knegten, en dan diegenen die kooen
oo het gebrekkige te herstellen, zoo lange ten
dienste te staan als het gebrekkige is verholpen
en in orde gebragt, op de boete van drie
Guldens.
Molenaar "nekt een roe op".
ARTIKEL 12
Re oolenaars zullen de oolens verwen, zuiver en
schoon ooeten houden van stekelen, neetelen en