15
malen nar welke seinen de Mo leaders zich in
allen opsigte nauwkeurig zullen hebben te
gedragen, en m geval van duisternis Bist of
andere mconvenient(bezwaar! met kunnende zien,
zullen derzelve zich moeten reguleren naar de
geslagen bovenzeijl, waaromtrent dezelve alsdan
zullen hebben te observeren, dat zoo rad 't
bovenwater de hoogte van aangemeld peijl zal
hebben bere ijkt Zij hunne molens direct zullen
moeten doen staan en met eerder mogen beginnen
te aaien voordat het water vier dui jmen beneden
de voorz. peijl is gezakt alles op boet van zes
Guldens.
ARTIKEL 6
Kunne er door een onverwagte bui ot schielijk
omlopen van de wind of door eenig ander ongeval;
- de eene of de andere molen in ongelegenheid
komt- zullen de molenaars den anderen ten aller
spoedigsten zoo veel moeten helpen, om
zoodanigen molen uit het gevaar te redden en te
herstellen, als mede ook ten allen tijden bereid
moeten zijn om de timmerlieden daaarm
behoorlijk te adsisteren op een boet als vooren.
ARTIKEL 3
De molenaars zullen ten allen tijde wanneer
bunnen molens gaan of onder zeul zijn met van
dezelve zich mogen verwijderen, nog zich te
slapen leggen of zich te bedde of op een kooij
ter neder te leggen, maar altoos bij of m hunne
molens wakende blijven, zullende zij bij ziekte
of ander verschoon lijk ongelegend beedens een
ander bequaam persoon in hunne posten moeten
stellen op een boete van vijf en twintig
Guldens.
ARTIKEL 4
De molenaars zullen hunne molens altoos wel op
de wind moeten kruien en houden en in 't vangen
voorzichtig en langzaam te werk gaan, dezelve
met derde op vierde of meerdre omgangen moeten
hgten en neder leggen, op de boete van drie
Guldens, mits ook wanneer zu wegens opkomende
storm, onweer of ander noodzakenhjkheid
genoodzaakt zijnde hun molen stil te doen staan
dezelve direct op bet westen te krui jen op de
boete als voren.
ARTIKEL 5
De molenaars zullen bij buiig weder, sterke en
ongestadige wind hunne molens met alle
voorzichtigheid moeten bemalen, en bijtijds
zwigten en bijleggen en ook niet mogen maaien
met volle ze ijlen, op de eene en mindere zeul
of stormlappen op de andere roed, maar
altoos(zoveel doenlijk! met gelijke ze ijlen, ten
minste met meer als een zwigt verschil, en
zullen m het zwigten de zeulen langzaam en
schuin moeten oprollen, en zoo dra er te veel
wind is om met de stormlappen te maaien, als dan
de borden af te nemen en behoorlijk direct op te
bergen op de boete als vooren
Plattegrond van het gemaal aan de Korte
Snevert nu Lutjeuallerueg
ARTIKEL 7
Kanneer de molens stil staan, zullen de
molenaars de ze ijlen, nat zi jnde, met oprollen
ot nat opgerold zijnde, met verzuimen met de
eerste gelegenheid te ontrollen en te laten
droogen, en de vangtouwen onder aan de kram
vastmaken, de molen wel vast zetten en tuien met
het stormtouw aan het beste eind van de binnen
roed aan een of twee krammen die tot dat eijnde