14 beter aan de achterzijde van de boerderij worden ge— plaat.at. het oude lcind daarentegen was het land niet planmatig verkaveld, ais gevolg van verkopen, ver erving en pachtswi j z.i g i ngen Daar voldeden darsdeuren aan de voorkant beter, orndat de landerijen verspreid lagen ten opzichte van de boerde rijen. In df1 Deemster treft men echter wel veel West riese stolpen aan, omdat deze polder langer als bouw- polder in gebruik is geweest In het westelijk deel van Westfriesland, het Geestmer— ambacht, bevinden zich daar entegen weinig Westfriese stolpen. Vanaf het midden van de 16e eeuw ontstond er een gunstige periode voor de landbouw door de hoge graan prijzen en de toegenomen vraag naar 1andbouwprodukten in binnen- eri buitenland. Tn deze periode werd grasland gescheurd en stegen de pacht prijzen voor land waarop akkerbouw werd bedreven sterker dan de pachtprijzen voor grasland. (9) Dit blijkt verder uit de uitbrei ding van de hoeveelheid landbouwgrond door ontgin ning, droogmakerijen en in polderingen. De financiering hiervan was afkomstig van rijke kooplieden en regenten uit de steden, die regel matig op hun plaatsen ver bleven. In de loop der tijd bleek echter dat het nieuwe land niet zo geschikt was voor akkerbouw, door een relatief hoge waterstand en tengevolge van de grondsoort Bovendien waren tussen 1650 en 1750 de graanprijzen laag Men ging daarom over op de veehouderij. Zowel door de invloed van de stadse land eigenaren als door de over gang op de veehouderij ont stonden er veranderingen in de landelijke bouwt rad i t. ie Dit had tot gevolg dat de WWestfriese stolp ingrijpen de wijzigingen onderging. De Noordhollandse stolp ontstond. Dit nieuwe type bevindt zich vooral in de nieuwe droogmakerijen en in polderingen van na 1600. Op het oude land binnen de West friese Omringdijk zijn er wel Noordhollandse stolpen, maar dan voornamelijk 19e eeuwscj. Eind 19e eeuw ont stonden er kaas— en zuivel fabrieken. De boeren kousen— t.reerden zich daarna voorna melijk op het produceren van melk, met als gevolg dat de bedrijven werden vergroot. De Noordhollandse.stolp kwam daarvoor het meest in aan merking. De verlengde Noord- hollandse stolp zonder staart is geschikt voor het gemengde bedrijf, omdat er extra bergruimte is voor de opslag van oogst. Daarom treft men deze aan in de 19e eeuwse polders, zoals de Anna Paulownapolder en het Koegras. De Westfriese stolp zal men daar niet vinden. Vanaf het einde van de 19e eeuw zal alleen de Noordhol landse stolp met of zonder staart nog gebouwd worden, a.l of niet verlengd. Jan Eichhorn en Marjorie Pigge LITERATUUR Bloemers, J.H.F. L. P. Louwe Kooi jmans en H. SarfatiVerleden land. flrcheoli- «iache opgravingen in Nederland. Amsterdam 1981. Brandts Buys, L.De landerlijke bouw kunst in Holland's Noorderkuartier. Arnhem 1974. Jong, S. de, Vijf Noordhollandse boer- deriJbestekken uit de eerste helft van de 17e eeuw. Een studie over het ontstaan en de bouw van stolpboerderij en. Stichting Historisch Boerderij Onderzoek, Arnhem 198b. Schilstra, J.J., L. Brandts Buys en C. de Jong, De stolp te kijk. Wogmeer 1978. Schilstra van Bath, B. H. De agrarische geschiedenis van West Europa, 500-1850. Utrecht 1960.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1988 | | pagina 16