28
speelt in op de herlevende
gevoelens van nationale
trots: "Te lang reeds door
't graauu van Antwerpen
gesart/ wordt eindelijk de
muiter ten strijde getart../
Eenmaal toch worden die
snooden gefnuikt,/ Wij zien
ons met lauweren sieren:/ De
welvaart keert weder! De
handel ontluikt,/ Wij rusten
op onze banieren.Schram
beweert bij het bom
bardement van Antwerpen
aanwezig geweest te zijn. In
de liederen en dialogen komt
Van Speijk meermalen voor,
hij liet zien "hoe of een
zeeheld handlen moet". Ook
Hobeijn, die onder de ogen
van de Belgen de
Nederlandsche vlag redde uit
een losgeslagen sloep
verdient alle roem.
Bok zegt in zijn voorbericht
dat zijn stuk uit louter
verdichting bestaat. Niemand
hoeft achter de toneelfigu
ren werkelijk bestaande
personen te zoeken. maar
niet alleen de situatie op
het toneel zal herkenbaar ge
weest zijn voor de toeschouw
er, ook worden in de tekst
namen genoemd van werkelijk
bestaande (bestaand hebben
de) personen. Van Speijk en
Hobeijn noemde ik al. Naar
aanleiding van de redding
van Ankergrond zingen de
spelers een loflied op de
reddingmaatschappij. Hier
worden de Narrebouten uit
Vlissingen genoemd, die in
die tijd als redders in heel
Nederland bekend waren
tevens "onzen onverschrok
ken plaatsgenoot van der Ham
die de toeschouwers
persoonlijk gekend moeten
hebben. Op het linieschip
"De Zeeuw", uit gerust met
84 stukken, bevond zich in
1834 inderdaad Willem
Fredrik Hendrik kortweg
prins Hendrik, de kleinzoon
van Koning Willen I en de
derde zoon van de latere
koning Willem II, en het
schip is in dat jaar in Den
Helder geweest.
Ondanks de hoogdravende
stijl meen ik dat het stuk
goed speelbaar is. Juist de
uitgesproken typen zijn goed
op het toneel te zetten door
amateurtoneelspelers. De
lieftallige dochter, de be
disselende tante, de lastei
ende lafaard, de autoritaire
oud-kapitein, de jonge held
en de galante zee—officier
het zijn alle rollen waarin
de liefhebber zich kan uit
leven. De liederen zullen
met verve gezongen zijn
afwisselend in solo, duet en
koor; de kleding van
kapitein, officier en het
koor van matrozen zullen een
visuele bijdrage hebben
geleverd aan de opvoering.
Het blijspel is op uitnodig
ing geschreven en de rolvei
deling staat in het script
afgedrukt. Op grond daarvan
veronderstel ik dat Bok de
acteurs kende. Misschien
heeft hij hun de rollen op
het lijf geschreven. Ik word
steeds benieuwder naar hoe
de voorstelling is geweest.
5. SLOT
Ondanks de duimendik opge
legde moraal en de stugge
dialoog kan het Helderse
publiek van 1835 ten volle
genoten hebben van deze een
akter van C. Bok door de her
kenbare personages ge
situeerd in hun eigen tijd
en hun eigen woonplaats.
Kwaliteit van spel, aankle
ding en zang zullen daarbij
van invloed geweest zijn.
Het lijkt mij de moeite
waard na te speuren of
"Hendrik Prins, of de
Nederlandsche MATROOS zoo
hij hoort te zijn" werkelijk
is opgevoerd "aan Den
Helder" en wat de reakties
waren.
Henk Kok