26
vroegere vriend, hem
Hendrik. Prins) zwart maakt
bij haar vader en zichzelf
ophemelt; maar het ergste is
dat Schram met haar wil
verkeren.
Tante Neeltje, een volle
nicht van kapitein
Ankergrond, zorgt voor de
adressering van de brief.
Haar tantezegger Hendrik mag
een wees zijn, hij is van
goede komaf en omdat titels
erfelijk zijn, meent Neeltje
te moeten adresseren:"Aan
den edelen, voornamen, zeer
bekwamen en deugdzamen Prins
Hendrik". Naar Frans
voorbeeld zet zij de toenaam
achternaam) voor de
voornaam. De brief wordt
weggebracht
Schram komt op bezoek.
Ankergrond vertelt hem dat
hij eergisteren op uitnodig
ing aan boord van "De Zeeuw"
is geweest. Toen hij met een
sloep weer aan wal werd
gebracht, stapte hij te
vroeg van boord. Een
onbekende matroos redde hem
van de verdrinkingsdood.
Schram wendt met geveinsde
bescheidenheid voor dat hij
die matroos was. Cornelia en
Neeltje spreken hun twijfels
daarover uit. Als Ankergrond
Schram onder vier ogen wil
spreken, moet deze haastig
weg.
Hendrik komt thuis.
Ankergrond begroet hem koel.
Hendrik heeft de brief van
Cornelia niet ontvangen.
Daarmee verschijnt even
later, namens Prins Hendrik,
een officier. Deze zet de
zaken recht: Schram is een
laag sujet en Hendrik Prins
is een onverschrokken, ge
trouwe zeeman die eremetaal
en bevordering te wachten
staat. Ankergrond gaat pas
helemaal om als de officier
onthult dat Hendrik zijn
redder was.
Als Schram binnenkomt,
krijgt hij de wind van voren
van Ankergrond. Hendrik vei
geeft hem, maar Schram gaat
met een ter zijde uitge
sproken bedreiging af.
Cornelia en Hendrik krijgen
de zegen van haar vader en
tante Neeltje, van wie neef
Hendrik na haar dood (veel
geld zal erven.
3. IDEE
De belangrijkste idee wordt
in de titel aangekondigd en
in het voorbericht evenals
in het stuk zelf uitgedrukt:
het Neerlands zeewezen heeft
weer een schitterend aanzien
er zijn weer Nederlandse
matrozen met karakter:
schrander, trouw, hulpvaai
dig, bescheiden en moedig.
Een oorlogsschip wordt niet
meer bemand met tuchthuis
boeven. Bok verwijst naar
het roemrijk verleden van
Trompen en de Ruiten en naar
de eigentijdse held Van
Speyk, die net als Hendrik
Prins een wees was. De
schrijver geeft een roman
tisch beeld van de toen
malige marine: roem wordt er
verkregen door plichtsbesef
en moed. Impliciet zegt het
stuk ook dat de helden niet
op kantoor zijn te vinden;
daar zitten de pennelikkers
Verder blijkt Bok de ratio
nalistische opvoedingsge
dachte aan te hangen. Doel
matig onderwijs leidt tot be
schaving van het volk.
Hendrik kan Schram vergeven
omdat hij wellicht zo 1n laag
karakter bezit ten gevolge
van een verkeerde opvoeding.
4. WAARDERING
4.1 NEGATIEF
Wat de moderne lezer het
meest zal tegenstaan in dit
blijspel is de moraliserende
tendens. De idee wordt te
vaak en te duidelijk uitge—