en in 1470 82 kloosters.
Het lijkt een bewijs te zijn voor de tegenwerking die op
zichzelfstaande conventen ondervonden. Het generaal kapittel
organiseerde het gezag ook steeds centraler en steeds strakker: in
1401 vraagt men van de kloosterlingen slechts één gelofte (kuisheid),
in 1487 worden net als in alle kloosterorden de 3 geloften
gevraagd en leeft men in de conventen als volwaardige kloosterlingen.
Het wereldse aspect is daarmee uit de Derde Orde verdwenen en het is
dan ook niet verbazingwekkend dat veel conventen te kennen geven
voortaan als "besloten" klooster verder te willen: men wil afgesloten
leven van de invloeden van de stadssamenleving.
Of het vrouwenklooster te Schagen zich heeft ontwikkeld van een
begijnen—ineluus(zoals de naam "Baghijnenlaendoet vermoeden) tot
een convent van de Derde Orde en wanneer het precies tot het kapittel
van Utrecht is toegetreden is tot nu toe onbekend. Evenmin is bekend
of het een "besloten" klooster is geweest, al lijkt dit laatste
onwaarschijnlijk. Uit het testament van Symon Symonsz. biechtvader
van het vrouwenklooster St.Maria van Nazareth ook wel genoemd "het
jonge hof" te Alkmaar en kennelijk zeer bemiddeld is bekend dat hij
gulden vermaakte aan het gasthuis te Schagen (1524). Bovendien
blijkt uit een afrekening van 22 juni 1577, dus vlak nadat het
klooster in handen van de overheid is gekomen, dat "noch gegeven (is)
ter cause van reparatie int clooster gedaen soe aent sieckhuys etc.
lxiii gl. xv st.".5 Het ligt niet in de lijn der verwachting bij dit
"sieckhuys" te denken aan een ziekenzaal voor de zusters aangezien
het convent in 1577 nog slechts bewoond werd door 9 zusters. Er moet
dus gedacht worden aan een gasthuis zoals we dat in tal van andere
plaatsen tegenkomen: een inrichting waar ook buitenstaanders
verpleegd konden worden. Of dit "gasthuis" deel uitmaakte van het
convent of mogelijk ergens anders in Schagen heeft gestaan is een
open vraag. Ook is niet duidelijk hoe groot de bemoeienis van de
zusters van het StCatharina-klooster met dit gasthuis is geweest.
Misschien geeft het oud-archief van Schagen daar nog eens antwoord
op.
F.Ti mme r
1iteratuur
1. D. de Kok o.f.m. Monasticon Batavum, supplement, deel 1: De
Franciscaansche orden Amsterdam 1942.
2. Charter, officieel uitgegaan van koning Philips II, in werke
lijkheid van de prins van Oranje, "Stadthouder ende capiteyn
over Hollt, Zeelt ende WestvriesltG. A. nr. 299.
3. P.Dalmatius van Heel o.f.m. De Tertiarissen van het Utrechts
Kapittel (Overdruk uit het archief van het Aartsbisdom
Utrecht) Utrecht 1939.
4. C. W. Bruinvis Het klooster der H.Maria van Nazareth te Alkmaar,
Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem 18e deel
- 1893.
5. Chr.Philipona Reguliere geestelijken, vooral paters francisca
nen in Schagen Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom
Haarlem 13e deel 1886.
R.R.Post Kerkgeschiedenis van Nederland in de Middeleeuwen
Utrecht - 1957 - 2 delen.
J.Bregman Schagen door de eeuwen heen Wormerveer 1965.
F.Diederik Tien jaar archeologisch onderzoek in Schagen en omgeving
- in: Westerheem, XXXIV, 5-1985.