LANDSCHAPGESCHIEDENIS
6
Het doel van Landschapreconstructie
'Het verkrijgen van een beeld van het landschap in een bepaalde ueriode met
daarin de bewoners en de wijze waarop die zich hebben aangepast aan het land
schap, of dit hebben aangepast aan hun eigen behoeften'
Deze definitie zal wel niet helemaal waterdicht zijn, maar komt er op neer
dat we willen weten hoe onze voorouders hebben geleefd in hun omgeving.
Dat dit een nauwe verwantschap heeft met de archeologie, is duidelij;:.
Veel gegevens over middelen van bestaan zijri afkomstig uit onderzoek van
oude nederzettingen. Onderzoek van zaden en stuifmeel vertelt ons weer wat
voor planten en bomen er in de vrije natuur voorkwamen, waardoor we al een
klein beetje een idee krijgen over het aanzien van het landschap. De inrichting
van het land wordt ook mede bepaald door het beoogde gebruik ervan. Zo wordt
in moderne ruilverkavelingen het oude landschap aangepast aan de eisen van
vandaag. Het landschap is dus nooit een onveranderlijke factor geweest; de mens
heeft het steeds aangepast aan zijn verlangens, behalve als de natuur de mens
dwong tot andere maatregelen.
Over de verschillende perioden waarin de mens het land in onze omgeving gebruikte
is al wel het een en ander bekend, dat ik hieronder kort wil samenvatten:
In de Romeinse tijd 0 - 300 n. Chr. woonde men langs de veen-riviertjes.
Direct langs d^ oevers zal wat gras gegroeid hebben waarop wat rundvee gegraasd
heeft, bchapen en geiten graasden op de uitgestrekte heidevelden Rond de
boerderij lagen akkers, omgeven door sloten. Men teelde voornamelijk granen
die de hoofdmoot van het voedsel vormden. Het lijkt erop dat de nederzettingen
alle op bepaalde afstand van elkaar hebben gelegen, zodat daaruit geconcludeerd
kan worden dat er wel degelijk sprake was van oen bepaalde landindeling.
Tussen 300 en 600 n. Chr. zijn onze streken onbewoonbaar geweest en werden alle
oude sporen uitgewist. liet veenpakket heeft in die eeuwen zo kunnen groeien,
dat rond 600 de eerste 'kolonisten' uit andere delen van het land zich in het
gebied vestigden. In de achste eeuw konden diverse zaken door een goed geregeld
bestuur we spreken dan over de tijd van Karei de Grote met Leenheren en
Leenmannen), op een veel grotere schaal worden aangepakt. De stelselmatige
ontginning van de woeste veengebieden in de kop van onze provincie, werd in deze
tijd ter hand genomen. Ken van de plaatsen die in oude akten uit die tijd
worden genoemd is 'kinloson', het tegenwoordige 'Keins'. Deze veenontginning
lag aan de rivier met dezelfde naam die de grens vormde tussen de 'gouw' Texel
en Wieringen Men maakte naar het zuidoosten toe een verkaveling van lange
stroken. Van tijd tot tijd stopte men en werd er een 'achterkade' gelegd. Als men
na enkele jaren weer verder ging, vormde deze kade de basis voor een nieuwe
ontginnig
I