HET HUIS TE NUWENDOORN (SLOT)
15
De burcht
Wie de plattegrond van de Nuwendoorn goed bekijkt, krijgt een duidelijk
beeld van het grondvlak van deze sterkte, en valt er goed uit af te lezen
hoe de militaire bouwmeesters van de graaf zich dit fort hadden gedacht.
Allereerst ziet men een grote oppervlakte, ongeveer rechthoekig, die thans
nog door drie muren wordt omgeven; de vierde, geheel verdwenen, muur is
ongeveer een meter dik. Op de hoeken en in het midden van de lange zijde
vindt men uitsteeksels die doen denken aan het aanzetten van steunberen.
In feite zijn ze te klein hiervoor. Van burchten elders - de Ridderzaal in
Den Haag, Het Gravensteen in Gent - weet men dat dergelijke uitsteeksels
de poeren zijn geweest waarop vrij lichte hoek- en middentorens waren op
getrokken. Op deze poeren werden boogconstructies gebouwd, waarop het
half- of driekwart ronde torenlichaam kwam te rusten. Een dergelijke con
structie wordt ook wel de Scheldegothiek genoemd, daar deze vooral werd
toegepast in het stroomgebied van de Schelde. Ook de Nieuwburg bij Oudorp
heeft dergelijke torens gehad, maar enkele zijn vervangen door veel zwaar
dere die direct op de ondergrond waren gefundeerd. Het is onzeker of de
torens van de Nuwendoorn aan de binnenzijde van de muur open dan wel ge
sloten zijn geweest; ook valt niet meer uit te maken of ze hoger zijn ge
weest dan de muur, of dat de kantelen hier zonder onderbreking doorliepen.
Ook de aanwezigheid van torenspitsen is twijfelachtig. De functie is wel
duidelijk: vanaf het plat van de torens konden de verdedigers met kruis
boog en pijl de gracht en de muren van de voorburcht bestrijken. Aan de
zuidelijke korte kant, vindt men een wat forsere vierkante uitbouw: de
toegangspoort. Tijdens de opgravingen werd hier een houtconstructie bloot
gelegd; de laatste resten van een houten toegangsbrug. Die constructie is
niet bewaard gebleven, want ze was volkomen verteerd, maar ze kon nog wel
worden gefotografeerd en opgemeten. Hoe de brug er verder heeft uitgezien,
is niet bekend.
De functie van de voorburcht is uit de voorhanden grondsporen niet meer af
te lezen geweest. Waarschijnlijk lag het binnenterrein vóór de ondergang
van de burcht een stuk hoger dan het omringende land, opgehoogd met de bij
het graven van de gracht beschikbaar gekomen grond. Het moet bij de sloop
van de resten van het complex zijn vergraven, ter verdemping van de grach-