Ja, dat was toen heel anders... Uit het levensverhaal van Albert Zuidhof
hij kon werken
kosthuis bij de
een jaar gewoond.
nen onder leiding van een sergeant. Albert koos
voor het laatste. In de winter van 1933-1934 haal
de hij nog het diploma van een landbouwwin-
tercursus. Hij was nu bijna 20 en wilde ook wel
eens wat sparen.
Naar de Wieringermeer
Toen in 1934-1935 in de Wieringermeer trekker-
chauffeurs werden gevraagd heeft hij hier op
gesolliciteerd en werd wonderwel aangenomen.
Per 13 mei 1934 werd hij aangesteld als trekker-
chauffeur paardenknecht. Met een rieten kof
fertje met kleding en f 50,00 zakgeld ging hij
met de trein naar Leeuwarden en van daaruit
met de bus naar Den Oever. De meegenomen
fiets werd bovenop de bus geplaatst. Vanuit
Den Oever op de fiets naar Slootdorp en door
naar de Terp want daar stond het kantoor van de
Landbouw Cultuur Maatschappij (LCM) waar
hij zich moest melden. Daar kreeg hij een brief
mee voor boer P.G. Luth waar
aan de Ulkeweg. Hij vond een
familie J. Moes, daar heeft hij
Terug naar Groningen
Bij vorstverlet in de winter ging hij terug naar
Groningen. In die tijd leerde hij daar zijn vrouw,
Grietje van de Weg, kennen.
In het voorjaar trok hij weer naar de Wierin-
germeer, nu in een nieuw kosthuis aan de To
renstraat 13 in Middenmeer bij de familie K.
Lunenborg. Daar heeft hij een paar jaar geze
ten. Later is hij bij de familie Kwant in huis ge
komen. Hij heeft veel geploegd, onder andere
greppels dichtploegen als er gedraineerd was.
Daarnaast heeft hij met een zaaiviool op zijn
buik gelopen om klaverzaad te zaaien. Na de
oogst moest er weer geploegd worden en tar
we gezaaid met een zaaimachine van zes meter
breed. Aan de Schervenweg werd er dat jaar met
Bij Luth kon hij meteen aan de slag met de
paarden, twee Belgen. Er moesten draineer-
buizen gelost worden uit een schip dat in de
Ulketocht lag. De volgende dag heeft hij ook
met de paarden geploegd. Nog weer later moes
ten er proefvelden aangelegd worden aan de
Ulkeweg en langs de Schagerweg; er was daar
koolzaad en luzerneklaver gezaaid. Dit moest
op driepootruiters gezet worden.
Na het eerst gemaaid te hebben met de
Fordson-trekker heeft hij geholpen met opruite-
ren. Het land was nog gegreppeld met allemaal
akkers van 10 meter breed. Een hele ploeg men
sen uit Kolhorn en Lutjewinkel hielp mee, goe
de werkers maar in het ’ruiteren’ waren ze niet
allemaal even goed. Ze wisten niet hoe ze de rui-
terstokken, een driepoot, moesten plaatsen. Zelf
had hij dit al geleerd van de oudere arbeiders bij
de boer in Groningen. Albert vertelt:
‘Je moet altijd rekening houden met de zuid
westenwind. Eén poot naar het noordoosten en
twee naar het zuidwesten, als ik me goed herin
ner. Want het kon hier toen ook al hard waaien
en als ze niet goed stonden lagen ze de volgen
de dag weer tegen de grond en moest je weer
opnieuw beginnen. Er werden hier ook grote
klampen met luzernehooi gezet en die werden
in de winter geperst. Het koolzaad werd met de
zichtmachine geoogst. Dit was mooi werk. In de
herfst kreeg ik een Caterpillar rupstrekker (een
geeltje) van 15pk en hiermee kon ik ploegen en
greppels uitgraven.’
28ste jaargang 2020/3, nummer 87