Straatnamenrubriek: Dr. Lovinkstraat landbouwwinterscholen tuinbouw-cursussen in. Werkzaam ‘in de landbouw1 Omstreeks 1900 volgde Lovink gedurende kor te tijd colleges aan de universiteit van Tübingen met het doel de doctorstitel te verwerven. Daar ontmoette hij de minister van Waterstaat, Han del en Nijverheid J.C. de Marez Oyens. Deze kennismaking heeft ertoe geleid dat Lovink in 1901 werd benoemd tot directeur-ge- neraal van de Landbouw. Door een ingrijpende reorganisatie en de verstrekking van de daarvoor noodzakelijke financiën bracht hij de rijksland bouwschool te Wageningen op wetenschappe lijk niveau, zodat de verheffing tot Landbouw- Zuiderzeeraad en andere commissies Na zijn repatriëring uit Indië wegens gezond heidsredenen was hij enige tijd commissa- ris-generaal voor de Landbouwproductie. Van 1923 tot 1933 bekleedde hij het ambt van bur gemeester in Alphen a/d Rijn, een functie die hij combineerde met het lidmaatschap van de Tweede Kamer (1922-1937). Daarnaast werd hij onder andere lid van de Zuiderzeeraad en als Talrijke onder zoeksinstellingen op het gebied van de landbouw kwamen tijdens zijn directoraat tot stand, zoals het rijksland- bouwproefstati- on te Groningen, het rijkszuivel- station te Leiden, de Fytopathologi- sche (thans: Plantenziektekundige) Dienst te Wageningen en de Rijksseruminrichting te Rotterdam. Voorts bereidde hij de wetgeving voor met be trekking tot de afschaffing van tienden, opspo ring van vervalsing van veevoeder, meststoffen en zaaizaden en de bestrijding van de rund- veetuberculose. Van zijn nevenfuncties in deze periode dienen het voorzitterschap van de Hei- demij en van de belangrijke Staatscommissie voor de Landbouw te worden genoemd. In 1909 volgde zijn benoeming tot directeur van Land bouw, Nijverheid en Handel in Nederlands-In- dië. Ook hier kwamen zijn organisatorische ga ven opnieuw tot hun recht enorme werkkracht, creativiteit en organisatie talent. Reeds in 1896 getuigde de ondervoorzit ter van de Heidemij van hem: ‘Wie gaat altijd en is nog niet moe?’ Zijn werkwijze bestond in het uitzetten van de grote lijnen, waarlangs hij met vaste hand en doelbewust, ver vooruitziende in de toekomst, de uitvoering leidde. Moeilijkheden ging hij nooit uit de weg. Zijn grote liefde en enthousiasme voor zijn werk wist hij op anderen over te dragen. Zijn mede werkers koos hij met zorg. Hoe hoog hij ook op de maatschappelijke ladder klom, hij bleef be scheiden en innemend. Naast hoge binnen- en buitenlandse onderscheidingen vielen hem vele erelidmaatschappen, plaquettes en medailles ten deel. Lovink bracht een totale verandering in de werk situatie. Voor de scholing van het lagere per soneel richtte hij een cursus op. Overal in het land hield hij lezingen om bekendheid te geven aan de mogelijkheden die de Heidemij nu kon bieden. Door het toedoen van Lovink kreeg de cultuurtechniek een grote plaats in de werk zaamheden. Belangrijke projecten waren o.a. ontginningen in de Peel, het vastleggen van de stuifzanden bij Kootwijk en de bebossing van de staatsduinen onder Schoorl en op Texel. Tijdens zijn directoraat werd ook begonnen met de be vordering van de zoetwatervisserij. Alles wat hij ondernam scheen te slagen, en toen in 1899 het Staatsbosbeheer werd ingesteld, werd Lovink naast zijn directoraat van de Heidemij tevens hoofd van deze overheidsdienst. hogeschool slechts een kwestie van tijd werd. Ook bij de Rijksveeartsenijschool te Utrecht, die gebukt ging onder ernstige tegenstellingen tussen directeur en leraren, bracht hij het on derwijs op academisch niveau. Voorts bevorder de hij de oprichting van de Rijkszuivelschool te Bolsward alsmede die van een groot aantal en stelde hij land- en 28ste jaargang 2020/3, nummer 87

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2020 | | pagina 19