naar de boerderij van Jacobi aan de Wierweg. Via het land van De Vries, door het kanaal (de Wiertocht) komen ze achter op het land van J. Schrale (kavel E25) en lopen door naar de boerderij van Jacobi. Vandaar verder naar het bosje bij de Hooge Terptocht (die nu deels is gedempt als vuilstort). Daar is een ondergrondse schuilhut gebouwd waar Hall ondergebracht wordt bij twee Joodse onderduikers (namen onbekend). De Duitsers voelen zich bij de neus genomen. En als zij ook de volgende dag(en) de piloot niet vinden, nemen zij De Vries, Bruinsma en de broer van De Vries gevangen. Zichtbaar vanuit de boerderij van De Vries, worden de drie mannen op 15 meter van elkaar opgesteld, elk bewaakt door 3 of 4 Duitse soldaten. Een Duitse officier bedreigt de drie met de dood als de piloot niet direct komt opdagen. John de Vries (9 jaar) en zijn broer Jerry (7 jaar) komen uit school en zien de drie mannen staan en herkennen hun vader. Beiden roepen 'hoi pappa', maar hun vader reageert niet. John herinnert zich dat zijn vader 'white as snow' zag. Ongeveer een uur na thuiskomst van John komt er een tolk met een Duitser binnen bij mevrouw De Vries. Er wordt meegedeeld dat de drie mannen zullen worden opgehangen en dat vader De Vries heeft gevraagd naar dominee L. de Goede uit Slootdorp. Ondertussen gaat het gerucht dat de Duitsers een razzia zullen houden en alle bosstroken langs de tochten en kanalen zullen doorzoeken. In 1943 stonden er nauwelijks bomen in de polder die pas 13 jaar daarvoor was drooggelegd. Het dreigende gevaar van een razzia maakt de bewoners erg bezorgd. Ook de veiligheid van de Joodse onderduikers is in gevaar. De druk wordt verder opgevoerd door de bezetter. De uit Slootdorp gekomen dominee De Goede wordt als tolk gevraagd om de situatie uit te leggen aan de Engelsman. Mogelijk is hij daarvoor bij de schuilplaats langs gegaan, maar de verslagen van De Vries en Jacobi wijken hier van elkaar af. Hoe het ook zij, piloot Peter Hall vindt dat hij zich in dit geval beter kan overgeven aan de Duitse bezetter. Tegen de avond is Gooitsen Jacobi, de broer van Melle, met de piloot en de twee joden vertrokken richting Slootdorp. Die nacht hebben zij zich verscholen in de openlucht op een stuk tarweland (locatie onbekend) en de volgende dag heeft de piloot zich overgegeven in Middenmeer. In het aanvullende rapport van de LBD van Van Zijll-Langhout van 14 mei wordt het vervolg in ieder geval nauwkeurig beschreven. Van Zijll-Langhout wordt die ochtend gebeld door burgemeester A. Saal dat de voortvluchtige Engelse vlieger zich bij de Wachtmeester der Marechaussee J.H. Noot bevindt. Peter Hall was 's morgens om 7.30 uur Hotel Smit in Middenmeer binnengelopen. De eigenaar van het hotel, dhr. R.D. Smit had onmiddellijk de politie daarvan in kennis gesteld. Dhr. Noot is na de melding meteen naar Hotel Smit gegaan. Daar had hij 'den vliegenier, nadat hij ontbeten had, meegenomen naar den politiepost te Middenmeer'. Hierna is Hall door Van Zijll- Langhout 'overgegeven' aan de Duitse militaire politie te Alkmaar. De Duitsers staken hun zoekacties en laten de drie gijzelaars vrij. De Joodse onderduikers kunnen terug naar hun schuilplaats aan de Hooge Terptocht. Toch wordt na dit alles die plek niet meer zo veilig gevonden door Melle Jacobi. Een andere onderduikster, mevrouw Annie Geuzenbroek, die in een klein kamertje op de boerderij verstopt zat, was een zenuwcrisis nabij. Besloten wordt het drietal onderduikers naar de vader van Melle Jacobi in Nijega (Friesland) te brengen. De verzetsheld uit de polder, dhr. A.C. de Graaf heeft een broer die de beschikking heeft over een dienstauto, waarmee men veilig de reis kan ondernemen. In Friesland hebben Annie en de twee Joodse onderduikers het einde van de oorlog kunnen afwachten.Vanuit Alkmaar wordt Peter Hall door de Duitsers afgevoerd naar een krijgsgevangenkamp; daar heeft hij de rest van de oorlog gezeten. Ongeveer een jaar na de oorlog ontvangt de familie De Vries een brief uit Engeland met het bericht dat hij veilig is teruggekeerd en in Glasgow woont. Ondergedoken piloot in de polder 26ste jaargang 2018/2, nummer 80

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2018 | | pagina 44