Ontwikkeling van flora en fauna 1930 -1945
In '31 zaten er enorm veel wortelluizen op de
zeeasters. Noemenswaardig is ook de rupsen-
plaag in '32 en '33. Het lokte enorme wolken
spreeuwen naar de nieuwe polder. Zij aten
vooral de poppen op.
Spinnen arriveerden eveneens in die eerste
jaren.
De visstand in de kanalen was erg matig. Pa
ling en bot werden gevangen. Stekelbaarsjes
werden gezien in kavelsloten. De eerste kikkers
en padden doken op in 1932.
Waarschijnlijk waren ratten de
eerste zoogdieren in de Wie-
ringermeer. Huis- en veldmuis
voelden zich gauw thuis in de
polder. Wezel en bosspitsmuis
werden ontdekt. De eerste mol
werd in 1933 waargenomen.
In '33 leverde elke rattenstaart
een dubbeltje op. De staarten
konden ingeleverd worden bij
het Domeinkantoor in Sloot-
dorp. Volgens overlevering zou
den sommige boeren meer dan
1000 staarten hebben ingele
verd. In het nieuwe woongebied
explodeerde de vermenigvuldi- Nest met eendepullen, 20-6-1936 (foto Maaskant)
Vogels en vogelaars
Vanaf het allereerste begin van de drooglegging
is de Wieringermeer bezocht door diverse vo-
gelkundigen. Jac. P. Thijsse, P Strijbos, W.H.
van Dobben zijn landelijk bekende natuurvor
sers. Zij allen bezochten de nieuwe polder en
legden hun bevindingen vast in tijdschriften
als de Levende Natuur. Ook leden van de Club
van Zuiderzeewaarnemers lieten zich niet on
betuigd.
ging van ratten, mui
zen en hazen.
Dat leidde in de jaren
'36-'37 tot een ha-
zenplaag. De schade
aan de landbouw liep
behoorlijk op. Er is
toen intensief gejaagd,
zo sterk dat er op een
gegeven moment geen
haas meer te bekennen
was. Tja, en om de zeer
uitgedunde hazenstand
weer aan te vullen, im
porteerde men hazen
uit Polen!
Eerder al was dat ge
beurd met Poolse pa
trijzen.
Uitzetten van Poolse hazen, 8-2-1938 (foto Maaskant)
26ste jaargang 2018/1, nummer 79