Ontwikkeling van flora en fauna 1930 -1945
Alle wegen waren voor 17 april 1945 van bo
men voorzien. Gebruikt werden populieren,
essen, esdoorns en iepen. Deze laatste soort
werd met enige voorzichtigheid gebruikt van
wege de iepziekte.
Wat betreft de erven van boerderijen kwam
men over het algemeen tot het volgende. Aan
de noord- en west
zijde singels van
4-5 meter breed,
aan de oostkant
bosschages van 3
meter. De zuidkant
werd open gelaten.
Daar was ruimte
voor boomgaarden
en moestuinen.
Singels werden
door het Rijk be
taald; de rest was
voor eigen reke
ning.
Het beheer en
onderhoud van al
dat groen lag in
wisselende handen
tussen 1934 en
1942.
Rol Staatsbosbeheer.
Op 1 januari 1942 toen de gemeente Wieringer-
meer een feit was, werden er definitieve afspra
ken gemaakt. Het groen werd verdeeld over
Staatsbosbeheer (500 ha), de Domeinen (102
ha), het Hoogheemraadschap (82), de Provincie
(2 ha)en de gemeente Wieringermeer (32 ha).
Domeinen, Hoogheemraadschap en gemeente
sloten een overeenkomst met Staatsbosbeheer.
Zij zou het beheer en het onderhoud op zich
nemen zodat alles op dezelfde wijze werd on
derhouden.
Plantenwereld.
Na het droogvallen van de polder verschenen er
al gauw planten. Kiezelwieren en blauwwieren,
maar vooral zeeaster en kruiskruidvegetatie.
Planten, die heel goed bestand waren tegen de
zoute ondergrond. Ook strandmelde groeide er.
Het voert natuurlijk te ver om al deze begroei
ingen op te sommen. Onderzoeker Feekes
kwam na drie jaar intensief onderzoek in 1934
tot 261 soorten. Voor de verspreiding ervan
zorgden wind en water, dieren en de mens zelf.
Feekes: 'Ik heb bij mijzelf nagegaan hoe inten
sief één mensch al als verspreider werkzaam
kan zijn. Op elf wandelingen droeg ik aan
kleren en schoenen niet minder dan 57 zeer
uiteenlopende soorten mee'.
Op sommige plekken was echt sprake van
weelderige groei in die eerste jaren. Maar het
in cultuur brengen van het land stond even
eens niet stil en dat betekende dat de soorten
rijkdom het allersterkste was in de periode
31-34.
Vanaf de herfst van 1933 werden er padden
stoelen gevonden. Ook die hadden hun weg via
sporen naar het nieuwe land gevonden. Mos
sen ontwikkelden zich eveneens in de polder.
Insecten en zoogdieren
En het insectenleven volgde direct al deze ont
wikkelingen. A. Companjen uit Medemblik
deed in de jaren 1932 en 1933 onderzoek.
Het jonge Robbenoordbos
26ste jaargang 2018/1, nummer 79