i\ V" •*r Ontwikkeling van flora en fauna 1930 -1945 De geschiedenis van de natuurlijke vegetatie had zich dus grotendeels afgespeeld in 4-5 jaar. Ontstaan van het Robbenoordbos Zoals eerder vermeld stond dit bos niet op de planning. In het boek uit 1928 'Het toekomstig landschap der Zuiderzeepolders' staat over ontspanningsmogelijkheden: Het liep evenwel toch anders. De gronden in het noordoosten waren niet geschikt voor de landbouw. Het was allemaal veel te zanderig en dus werd al vrij snel besloten dat hier bomen en struiken moesten komen om een bos te vormen. In augustus 1930 reageerde Staatsbosbeheer op de Wieringermeerdirectie. Dit orgaan wilde advies over het zanderige noordoosten van de nieuwe polder. Die gronden waren inderdaad geschikt en zouden bebost kunnen worden, zo stelde SBB. Een flink bos zou goed zijn voor de houtvoorziening van de landbouwbedrijven èn tevens kunnen dienen als recreatieplek voor de bewoners. Het argument dat het de wind zou breken, sneed geen hout. De winden kwamen grotendeels uit westelijke richtingen. Alleen een noordoostenwind zou luwte verschaffen. Als recreatiebos was het echter maar een kleine voorziening. Het bos zou slechts 2% van de Wieringermeer in beslag nemen. Proefbeplantingen De grond echter was nog behoorlijk zout en om te weten te komen wat er op wilde groeien werden er proefbeplantingen gedaan. Staats bosbeheer maakte een plan en voerde de werk zaamheden uit. In het voorjaar van 1931 werd daar een begin mee gemaakt en die proeven duurden drie jaar. Jonge boompjes sneuvelden geregeld tijdens dit proces door verstuiving, zoutgehalte van de bodem en sterke onkruid- groei. Na drie jaar was men er echter klaar voor en werd een echt bos aangelegd. Oorspronkelijk zou dat 750 ha worden maar uiteindelijk terug gebracht tot 415 ha. Een deel van die gronden was namelijk geschikt voor graslanden en dat kreeg voorrang. De grondbewerking in 1934 en volgende jaren geschiedde in de wintermaanden. De arbeids krachten waren in de andere jaargetijden nodig voor polderwerkzaamheden. Bomen kweekte men op in Middenmeer, Rob benoord en Wieringerwerf. Houtproductie Bij de aanplant was houtproductie een belang rijk item. In de keuze van bomen hield men daar ernstig rekening mee. Naast enkele naald houtsoorten als Corsicaanse en Oostenrijkse den plantte men eik, es, esdoorn, berk en popu lier. Voor ondergroei kwamen els en lijsterbes in aanmerking. Per ha werden 16.000 boompjes geplant. Voor 400 ha betekende dat 7,2 miljoen stuks! Dat recreatie ook belangrijk was, uitte zich in de aanleg van wegen en pa den. Daar het bos langs de route van Amsterdam naar Leeuwarden lag, betekende dat ook recreanten van bui ten de polder. 'Aan het Amsteldiep, boezemmeer van den Wie- ringer polder, zal gelegenheid voor ontspanning op en aan het water kunnen worden gerezerveerd, wellicht ook aan het IJselmeer'. m i JT- Proefbeplanting 1931 26ste jaargang 2018/1, nummer 79

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2018 | | pagina 50