Ontwikkeling van flora
en fauna 1930 - 1945
Historisch Genootschap
Wieringermeer
Laurens van der Vaart
Het is toeval geweest dat er na de drooglegging van de Wieringermeer een bos is aangelegd.
Alle pijlen waren gericht op de verkrijging van landbouwgronden. Dat is ook gelukt op één
stukje na in het noordoosten van de polder. Daar werd het Robbenoordbos aangelegd.
Dat er later nog een bos bij kwamwas eigenlijk voor de tweede keer toeval. Het Dijkgatbos
dankte zijn ontstaan aan de onderwaterzetting van de Duitsers in 1945.
Ontwikkeling tijdens het droogvallen
Terug naar het begin van de polder, terug naar
de eerste jaren na de drooglegging vanaf 21
augustus 1930. Wat werd aangeplant? Wat
groeide spontaan? Welke dieren, welke vogels
namen hun intrek?
In het onderstaande artikel doe ik een poging
om dit alles op een rijtje te zetten.
Gelukkig waren er bronnen om uit te putten.
Gelukkig waren er pioniers, die ook daar aan
dacht aan besteedden.
Augustus 1930 viel de polder officieel droog.
Dat wil zeggen dat er geen water meer op
stond, maar de zoutige bodem was nog totaal
doordrenkt met zeewater.
Kanalen en tochten waren voor het droogvallen
al in zee gebaggerd. De bagger kwam overal
terecht maar werd ook gebruikt voor het op
werpen van vluchtheuvel de Terp. Toch was het
nog een grote zilte vlakte, die misschien wel
het meeste deed denken aan het wad bij eb.
Door het hoogteverschil in de polder (tussen
0 en 5 m) vielen de ondiepe plekken in het
noordwesten en noorden het eerste droog.
Zeedieren
Vissen, krabben, mossels, oesters, wulken en
andere schelpdieren bleven achter en zij vorm
den een rijke voedselbron voor de meeuwen.
Een paar zeehonden vluchtten over de dijk naar
het open water. Veertien bruinvissen zwom
men uiteindelijk in de kanalen, waar ze de
dood vonden.
Ten tijde van het droogmalen tussen februari
en augustus 1930 werd er al gebroed door
meeuwen en sterns op de eerste drooggeval
len stukken. De zon en de wind deden in die
eerste maanden haar werk en zorgden er voor
dat er hier en daar toplagen verdroogden. Aan
houdende regenbuien betekenden weer blank
staande delen en het dichtslibben van vaarten
kwam regelmatig voor.
Zo waren de omstandigheden waarin de eer
ste flora en fauna zich zou gaan ontwikkelen.
Willem Feekes beschreef in zijn boek (zie bron
nen) dat de cultuur in 1934 vrijwel beslag had
gelegd op de gehele polder.
Begroeiing op Kavel K8