Plattelandsjongeren: een tijdsbeeld
zijn maar dat persoonlijke omstandig
heden er toe leiden dat bijgevoegde
cijfers met een korrel zout dienen te
worden genomen. Hoe ver wilden
we gaan?
Was de bevolkingssamenstelling in
de Wieringermeer anders? Er waren
toen veel kinderen onder de 15. Dat
is overigens wel de groep die samen
de plattelandsjongeren vormden in de zestiger
jaren. Landelijk was het nauwelijks anders.
De rol van de tijdgeest
Er waren meer grenzen waarbinnen de
jeugdigen dienden te blijven. Ouders, kerk en
maatschappij bewaakten die grenzen en de
jeugd bleef er doorgaans in alle rust binnen.
De jeugd moest het doen met het toenmalige
vermaaksaanbod. Roken mocht, alcohol mocht,
sporten mocht. Met de seksuele driften was het
wat anders gesteld, die bestonden voor de bui
tenwereld nauwelijks, dat was een stil gebied.
Bij het verder opgroeien kwam je vanzelf steeds
meer in contact met de mogelijkheden die er
ook in onze polder volop geboden werden. Er
was een fotoclub, een filmkring, sportvereni
gingen, een muziekkring en nog veel meer.
En natuurlijk de jeugdverenigingen.
Dat de agrarische bewonersgroep van de polder
daarbij een grote rol bleef spelen is eveneens
makkelijk te verklaren. In de Statistiek van de
Wieringermeerpolder van J. Kop van eind 1942
staat te lezen dat er van de beroepsbevolking
van 1855 personen welgeteld 1357 werkzaam
waren in de landbouw. De overige 500 deden
al het andere werk, van bouwvak, onderwijs tot
winkelier. Dié beroepsgroepen waren zodanig
klein dat het formeren van jeugdafdelingen
niet zinnig was. De 'boeren' hadden de over
hand; zelfs elke zuil afzonderlijk was al groter
dan welke andere beroepsgroep ook. In de
vijftiger jaren was het weinig anders.
Autonoom?
Kunnen we stellen dat de jeugd zich organi
seerde of moeten we zeggen dat de jeugd geor
ganiseerd werd door de standen, door de zui
len, door de ouders. In de naoorlogse tijd was
iedereen het er mee eens dat wederopbouw van
het land en van de Nederlandse samenleving
gebaat was bij een sterk regulerende overheid.
Het was de tijd van een geleide economie, van
bestedingsbeperking, van prijsstops en van
samenwerking in Europa. De jeugd onderging
die beperkingen aanvankelijk zonder moppe
ren. De bijdragen van de jonge mens bestond
hoofdzakelijk uit leren en werken, meebouwen.
En dat allemaal keurig binnen de bestaande
normen van stand en zuil. De jeugd ging vol
overtuiging meedoen in de bestaande en alom
gerespecteerde structuren. Dus van zelf orga
niseren was geen sprake. Hun vrijheid bestond
uit het kiezen van een eigen bestuur en het
opstellen van een eigen programma, maar de
leidsman was nooit ver weg.
De standsorganisaties, het woord zegt al veel,
deden er alles aan om hun eigen stand zo goed
mogelijk te vertegenwoordigen. En dat ging
bijna van wieg tot graf. Ziekenzorg, onderwijs,
verzekeringen en boekhoudkantoren, gewoon
alles in eigen hand. Dus ook het vertier van
de jeugd werd aangestuurd. Tot direct na de
oorlog was dat geen probleem. De jeugdafde
lingen van de standsorganisaties werden pas
vanaf eind jaren vijftig omgevormd tot Platte
landsjongeren. De stand verdween daarmee
naar de achtergrond, de zuil iets later ook
STAAT 14. LEEFTIJDSGROEPEN
Groepen
Wieringermeer
31 December 1942
Gei
van
gein. van Nederland
500010.000 inwoners
(Volkstelling 1930)
0
t'm 14
jaar
385
33-4
*5
19
9-5
9-6%
20
29
'8-3
'6.3
30
39
I2-5
40
49
10,1
50
jaar en
ouder
J.O%
.3.1
De Wieringermeer was jonger.
25ste jaargang 2017/2, nummer 77