Landbouw in de Wieringermeer, een terugblik afzetcombinaties, die waren coöpera tief of als telersverbanden actief. De suikerindustrie, de vlasfabrieken, de grasdrogerijen, melkfabrieken, de bol- lenveiling, de groenteveiling en poot- goed- en zaaizaadclubs, ZWM, ZAP, Hettema, Lutjewinkel, CAV en LTB om er een paar te noemen. De beurs was belangrijk, onmisbaar en blauw van de rook met een borreltje toe. En dan zijn de banken nog niet genoemd. De administratie en landbouw- statistiek Starend over mijn computerscherm zie ik door het raam een vlucht meeu wen om de rijenfrees heen krioelen. Die vogels vullen hun magen met heerlijke wormen en ik zit mijn tijd te vullen met de opdracht om de landbouwtelling in te voeren. Digitaal natuurlijk en een jaarlijks terugkerend verplicht fenomeen. Op zich is dat eenvoudig als je de kaart voor je hebt liggen met daarop de afmetingen van de percelen en met de kennis om de bedoelde kavels op de Nederlandse digitale topokaart te kunnen vinden en nog zo wat over vergroeningsrechten, huurovereenkomsten, doorgroei en andere teeltzaken. Mijn gedachten dwalen af naar weleer, naar de tijd dat ik op de fiets naar Middenmeer moest om bij de PBH of voluit de Plaatselijke Bureau Houder Stompedissel op kantoor ons boekje open te doen over de gang van zaken rond bouwplan en veetelling in betref fend jaar. Maar goed, als je eenmaal je gedach ten de vrije loop gunt dan komen er nog veel meer zaken aanzeilen. Mijn overovergrootvader zag het kadaster komen in 1833. Die voorvader kende het tiendrecht nog en zijn meetwerk was gebaseerd op de plaatselijke maten. Afhankelijk van de woon- plaats ging het om urengaans, voeten, roeden, Rhijnlandsche duimen en nog veel meer. Toen de fameuze Jan Kops in 1805 landbouwcommissaris werd moest hij jaarlijks de toestand van de Nederlandsche landbouw in kaart brengen. Ga er maar aanstaan. Overal verschillende oppervlaktema- ten; nergens iets te vinden over het eigendomsrecht van de grondpercelen. En over de hectareopbrengsten was zeker geen eenduidig antwoord te krij gen laat staan vergelijkbare informatie. Stompedissel had het kortom maar makkelijk met de Wieringermeerboer. Domeinen, de verpachter, had het hele gebied perfect in kaart gebracht, keurig met het geldende metrieke stelsel, iedere pachter kreeg jaarlijks in tweevoud zogenaamde kavelstaten toe gestuurd met de opdracht die nauw keurig in te vullen met het teeltplan. Eén moest er terug naar de Domeinen die de informatie deelde met de VVB voor de polderstatistiek en het andere exemplaar ging naar de eerder ge noemde PBH. Heerlijk eenvoudig en alle betrokkenen kregen eensluidende getallen voorgeschoteld. Zelfs nu ge niet het Historische Genootschap nog van die weelde. Het klopt allemaal. En waar deden we het allemaal voor? De nationale overheid wilde bijtijds weten hoe de landbouw, dus de voed selvoorziening, er voor stond Gewoon iedere landbouwbedrijver verplichten om zijn doen en laten te melden. Dat gold toen en dat geldt nu nog. Iedere Nederlander heeft recht om te weten wat de boer met zijn land doet. Dat de fiscus en lagere overheden maar ook toeleveranciers en handelaren gretig gebruik maken van die gegevens is een feit. De landbouwstatistiek is er helemaal op gebaseerd en voor mijn verhaal maak ook ik er eveneens graag gebruik van. Toeslagrechten leunen 24ste jaargang 2016/3, nummer 75

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2016 | | pagina 17