Landbouw in de Wieringermeer, een terugblik
moet dus zijn bord leegeten. Justus
von Liebig ontdekte ongeveer 150 jaar
geleden dat een plant alléén anorgani
sche stoffen uit de grond opnam. De
grote vier: stikstof, fosfaat, kalium en
calcium, andere elementen, zijn ook
onontbeerlijk maar in mindere hoe
veelheden. De CO2 halen ze gewoon
uit de lucht. Vroeger was het zo en het
is nog zo, ook in de Wieringermeer.
Alleen de toediening is veranderd.
Kunstmest strooien met de hand is
verleden tijd. Machines doen het snel
ler en ook beter. Naast de kunstmest
neemt de laatste jaren het gebruik
van organische mest weer toe. Nog
beter en preciezer is het bladbemes-
ten, vloeibare kunstmest in de juiste
verhouding op een gewas brengen,
met GPS en precisieapparatuur. En de
planten zijn tevreden. Al vonden ze
indertijd rioolslib ook erg lekker. Maar
dat mag niet meer.
Het land groent
Iedere landman aanschouwt dan zijn
wereld dagelijks met een verwach
tingsvolle blik en gaat aan het werk op
het land in weer en wind. Er is nu wel
meer begroeiing dan in 1935, maar we
kunnen nog met recht spreken van
een open landschap. Weer en wind
gaan hun goddelijke gang. Dat was zo,
dat is zo. Judith Herzberg schreef er al
over tijdens haar bezoek aan het Jood
se Werkdorp in 1935 in haar gedicht:
Wieringen 2
Er groeide niets hoogs, niet hoger
dan gras. Tussen de halmen
renden de kevers.
Als het woei was er niets
Dat de wind kon bekeren.
Ik voelde me mug
als ik tegen de muur bleef
kleven door de kracht
van die beukende luchten.
De werkers van alle uren trotseerden
al die openheid. Zij bogen voor de
wind, zij werden nat, zij kregen dorst,
zij bukten, zij kropen, zij zweetten, zij
werden moe. Zij waren de landarbei
ders, de knechten. De volgende grafiek
laat zien dat ze met velen waren. Een
klein rekensommetje: gemiddeld 12
man op 100 ha en op totaal 15000 ha
bouwland betekent dat dus 150 X 12
1800 landarbeiders.
Een oude 'arbeidsfilm'
Tijdens de lessen landbouwecono
mie op school leerden we het begrip
arbeidsfilm. Dat was niets anders
dan een schematische berekening
van de tijd die een bepaald werk per
oppervlakte vroeg. Van bollenrapen,
bieten opeenzetten, koeien melken,
van alle voorkomende werkzaamheden
dus. Enkele voorbeelden afkomstig
uit de Landbouwgids 1954 pagina
216 e.v.:
Aantal benodigde manuren per jaar
voor een teelt per ha.
\/Z'/// Loonarbeiders bigen krachten
Gkanek V. Aantallen arbeidskrachten per 100 ha op de landbouwbedrijven
in de Wieringermeer in 1940
Een beroepsgroep die verdwenen is? Ooit reden elke morgen
colonnes werkers langs de polderwegen. Het is niet meer.
(Dan vergeet ik de mensen die dagelijks met de busjes van
de uitzendbedrijven uitzwermen over het kassengebied.)
Ter vergelijking: volgens het CBS in 2015 in Nederland:
1 arbeidskracht (niet-familie, niet-bedrijfshoofd) per 48,578 ha.
24ste jaargang 2016/3, nummer 75