Het ontstaan van de Wieringermeerscholen naar intensief contact met drie landelijke instituten die ijverden voor confessioneel onderwijs. Onderwijsspecialist Tilanus aan zet In de zomer van 1931 benaderde Roe broek de heer H.W. Tilanus met hun plan. Dat Roebroek bij Tilanus aanklopte, was niet verwonderlijk. Tilanus zat in de Tweede Kamer namens de Christelijke Historische Unie, was in dat Huis de onderwijsspecialist; en hij was secretaris van de Onderwijsraad. Daarnaast had hij bestuursfuncties in verschillende landelijke en plaatselijke christelijke onderwijsorganisaties. In 1931 was hij voorzitter van de landelijke Vereniging voor Christelijk Volksonderwijs. Met al zijn specialismen en ervaring werd hij de belangrijkste adviseur van de Directie. Tilanus, Nederlands-hervormd en groot voorstander van confessioneel onder wijs, was bereid om in de nieuwe polder samen te werken met andere gezindten. Hij wees erop dat de overheid de plicht had om voor confessioneel onderwijs te zorgen, omdat juist de overheid als ini tiatiefnemer zorg droeg voor de opbouw van de Wieringermeer. Vanuit die ge dachte motiveerde hij dat er scholen van verschillende richtingen gesticht moesten worden maar hij wist ook dat rooms-ka- tholieke en protestante organisaties daar alleen iets konden bereiken als zij bereidwillig zouden meewerken aan de plannen van de Directie. Hij maakte van te voren bekend dat de eenheidsschool slechts een tijdelijke zaak kon zijn. Uit eindelijk zou elke groepering, wanneer die groot genoeg was, eigen scholen moe ten kunnen stichten. Daarnaast wilde hij voor het godsdienstonderwijs binnen de eenheidsschool een wettelijk regeling. In tegenstelling tot Roebroek streefde Tilanus naar zoveel mogelijk tegemoet komen aan het recht op vrijheid van onderwijs. Hij ging de dialoog aan met Rector Kok aangewezen door de Bisschop van Haarlem en Prof. Dr. Noordtzij als voorzitter van het Gereformeerd Schoolverband. Samen bespraken zij de mogelijkheid om een bijzondere een- heidsschool te stichten voor de verschil lende richtingen: rooms-katholiek, gere formeerd, hervormd en openbaar. Deze drie vertegenwoordigers wilden in de op te richten stichting gaan samenwerken en kregen daarvoor toestemming van de Bisschop van Haarlem, het Gerefor meerd Schoolverband en de Vereniging voor Christelijk Volksonderwijs. Volgens Tilanus lag het voor de hand dat een afgevaardigde van de Directie binnen de stichting de belangen van het openbaar onderwijs zou gaan behartigen. Het voordeel hiervan zou zijn dat de Directie medezeggenschap zou houden over de verdere ontwikkeling van het onderwijs in de Wieringermeer. Zes maanden onderhandelen In september 1931 kwam Tilanus met een concept stichtingsstatuut en titel: de 'Stichting Tijdelijke Wieringermeer scholen'... 'heeft tot doel de oprichting van scholen in den Wieringermeerpol- der en de tijdelijke instandhouding dier scholen tot de bevolking zoodanig zal zijn toegenomen, dat deze tot oprichting van scholen van onderscheiden geestesrich ting overgaat.' 2 Ook het godsdienston derwijs werd statutair vastgelegd met artikel 26 van de Lageronderwijswet 1920: hét landelijk geldende artikel voor godsdienstonderwijs in het openbaar onderwijs. Roebroeks reactie op het conceptstatuut: de eenheidsschool was geen oecumenisch experiment, maar een kwestie van geven en nemen. Zes maanden van onderhandelen en compro missen sluiten volgden. Dus toen de eerste 15 leerplichtige kinde ren in november 1931 in Sluis 1, het latere Slootdorp, aankwamen, was er nog geen 24ste jaargang 2016/2, nummer 74

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2016 | | pagina 9