Het ontstaan van de Wieringermeerscholen
Door de manier waarop hier invulling
aan was gegeven in de Wieringermeer
kreeg de eenheidsschool het karakter van
openbaar onderwijs. Als vrijzinnig-demo
craat wenste Oud een zuivere hantering
van de wet. Hij diende een motie in
waarin de regering werd uitgenodigd om
zorg te dragen voor openbaar onderwijs
in de Wieringermeer.
Wat volgde was een fel debat waarbij de
rechter- en linkervleugel van de Tweede
Kamer tegenover elkaar stonden en een
schoolstrijd in het klein voerden. Aan de
rechterzijde legden de confessionelen, als
voorstanders van de Wieringermeerscho-
len, het accent op het tijdelijke karakter
van de school en op de belangen die zij
moesten behartigen voor de religieuze
groeperingen. Dit was niet mogelijk op
een openbare school omdat zij daar geen
bestuurlijke invloed zouden hebben.
Zolang de afzonderlijke groeperingen
niet groot genoeg waren om eigen
scholen te stichten, wilden zij binnen
de eenheidsschool hun mogelijkheden
voor inspraak garanderen. De eenheids
gedachte speelde daarin geen enkele rol.
Confessionelen wilden meebeslissen
over godsdienstonderwijs, de leermidde
len en de aanstelling van personeel. In
de manier waarop het nu geregeld was
door de Wieringermeerdirectie voldeed
de overheid in het kolonisatiegebied
aan haar plicht confessioneel onderwijs
mogelijk te maken.
Aan de linkerzijde van de Tweede kamer
stonden de tegenstanders, de liberalen
gesteund door de sociaaldemocraten.
Zij hadden respect voor de eenheidsge
dachte, maar zij vonden dat dit niet als
motief gebruikt mocht worden om af te
wijken van de Grondwet en de Lageron-
derwijswet. De Wieringermeer was in
hun betoog geen uitzonderlijk gebied
maar een volwaardig onderdeel van het
democratisch bestel van Nederland. Zij
vonden het een ernstige fout van de
overheid dat, buiten medeweten van de
bevolking om, het onderwijs van bovenaf
werd geregeld. De ingediende motie van
Oud c.s. werd verworpen met 47 tegen 31
stemmen (red. de Tweede Kamer bestond
tot 1956 uit honderd zetels). De Directie
had 'gewonnen': voorlopig kwamen er
geen aparte openbare en confessionele
scholen in de polder. In een juridische
beschouwing over het optreden van de re
gering in het Weekblad van het recht werd
Oud overigens wel in het gelijkgesteld. 3
In de praktijk prevaleerden de belangen
van de Directie en de drie landelijke
religieuze instellingen die, zelf ver weg
van de polder, het onderwijs van bovenaf
wilden regelen.
De Wieringermeerscholen verdwenen
alsnog, in fasen, en vanaf 8 januari 1951.
Zij werden overgenomen door de Vereni
ging voor Nederlands Volksonderwijs
in de Wieringermeer. Vanaf 1935 werd
er op polderbodem volop strijd geleverd
voor eigen scholen. In 1938 kreeg de
eerste protestants-christelijke groepering
medewerking van het pas ingestelde
Openbaar Lichaam De Wieringermeer
(1938 - 1941) om eigen scholen op te
richten in Slootdorp en Middenmeer;
de school in Wieringerwerf volgde in
1940. De eerste rooms-katholieke lagere
scholen openden in 1949 hun deuren te
Slootdorp en Wieringerwerf en in 1955
in Middenmeer
Bron: Kooien, J.M., De Mythe van de eenheids-
school, Hoe het maatschappijconcept van waar
uit de Wieringermeer werd geleid, vorm kreeg in
het lager onderwijs in de periode 1931 tot in de
jaren vijftig. Afstudeerscriptie in het kader van de
akte MO-B pedagogiek, studierichting algemene
pedagogiek. Groningen 1998.
1 H.N. Ter Veen, Zuiderzee en staat, De Economist,
orgaan van het Nederlands economisch instituut,
84 (1935) 811-833, a1daar 832.
2 Stichting Wieringermeerscholen, bijlage brief Tilanus
29 september 1931: ontwerp statuten. RAF, Dir.
Wieringermeer, 862,inv.nr 697.
3 H.N. De Staat als schender van de Wet, Weekblad
van het recht, 12441 (1932) 7.
24ste jaargang 2016/2, nummer 74