statuut en geen school. Toch werden de kinderen meteen bij elkaar gezet in een 'noodschool', een arbeiderswoning, waar zij les kregen van juffrouw C. C. van Harlingen. Zij was als onderwijzeres aangesteld op een arbeidscontract, hoe ongewoon, met de Directie. Het was de bedoeling dat kinderen en leerkracht later gezamenlijk naar de Wieringermeer- school konden overstappen. Verborgen belangen Op 15 maart 1932 kon het stichtings statuut eindelijk notarieel vastgelegd worden. Wat bleek: voorstanders van confessioneel onderwijs hadden conces sies moeten doen. In de titel, die luidde: 'Stichting de Wieringermeerscholen'. En in de ruimer geformuleerde doelstel ling: 'Zij stelt zich ten doel tijdelijk te voorzien in de behoefte aan algemeen vormend lager onderwijs, met inbegrip van godsdienst onderwijs, in den zin van het eerste lid van artikel 26 der Lageronderwijswet 1920.' Het echte doel dat rooms-katholieken en protestanten beoogden, consolidering van de verschil lende groeperingen om daarna de eigen scholen te kunnen stichten, kwam niet tot uiting in het definitieve statuut en bleef voor buitenstaanders verborgen. De stichting werd gevestigd in het kantoor van de Wieringermeerdirectie te Alkmaar. Het bestuur bestond uit vijf le den: drie leden namens de drie religieuze koepelorganisaties en twee leden namens de Directie, waar onder de voorzitter. Het ging de drie kapiteins voor de wind: zij hadden de medewerking van landelijke religieuze groeperingen, de eenheids- scholen konden van start. En alleen zij wisten van de tegenstrijdigheden achter het statuut. Schoolstrijd in de Tweede Kamer De wijze waarop de overheid de een- heidsschool wilde realiseren, werd niet door iedereen enthousiast ontvangen. Media en politiek volgden de ontwik kelingen met argusogen. Nog voor het stichtingsstatuut was vastgesteld kwamen liberale politici met bedenkingen. Waar om werd in de Wieringermeer afgeweken van de onderwijswet? Zij hadden ernstige bezwaren tegen het handelen van de overheid en de ondemocratische wijze van beslissen over de polderbevolking, immers ook Nederlandse burgers. De vrijzinnig-democraat P.J. Oud, stelde op 11 maart 1932 Kamervragen. Na onbe vredigende antwoorden van onderwijs minister Terpstra volgde op 3 mei een interpellatiedebat. Oud stelde: met het stichten van de bijzondere eenheidsscholen overtrad de overheid de onderwijswet op meerdere onderdelen. Hij wees op de wettelijke plicht zorg te dragen voor openbaar onderwijs én om burgers de vrijheid te geven om op een gegeven moment de school van de eigen richting te kunnen stichten. Voor dit laatste was alleen nodig: het overleggen van de ouderverklaringen waaruit blijkt dat de school bezocht zal worden door het minimum aantal kin deren dat door de wet is voorgeschreven en het storten van de waarborgsom. Ook besteedde Oud aandacht aan het onei genlijk gebruik van artikel 26 over gods dienstonderwijs op openbare scholen. Het ontstaan van de Wieringermeerscholen Feest tijdens opening Wieringermeer- school Midden- meer, 15 mei 1933. Bron: beeldbank Wieringermeer, collectie C.P. Vergouwen (hoofdonderwij zer, op de foto geheel links). 24ste jaargang 2016/2, nummer 74

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2016 | | pagina 10