In de schuur voerde één van de broers een bord pap aan een man. Deze had niet meer de
kracht om zelf de lepel naar zijn mond te brengen.
De boer legde aan een groep mensen uit dat de laatste oogst was opgeschreven door controleurs
en het daarom moeilijk was voedsel te geven. Een oude man, op kapotte schoenen en met een
kapotte broek vroeg: Heeft u dan misschien een plaatsje waar ik dood kan gaan?'
Het prijsgeven van onze wagen was voor ons het zwaarste moment der tocht. Tot onze knieën
hadden we in het water gestaan, vanaf maandag geen moment geslapen, maar dat woog niet op
tegen zo'n verlies als er in je dorp honger is.'
In Rotterdam was niets meer te koop, wij leefden vooral op suikerbieten en soep van de
gaarkeuken. Mijn zus Mien en ik gingen op fietsen met houten banden naar de Wieringermeer,
om te werken voor voedsel. Na een paar dagen fietsen kwamen we aan.
Als kind had Piet Veeman zo'n honderd konijnen die los liepen in de schuur. Vader vond het
goed dat hij ze verkocht aan mensen die aan de deur kwamen om eten.
Voor de deur stond een vrouw, met haar zieke vader op een handkar. Na het aanbellen, zakte
ze in elkaar.
Hongertochten
23ste jaargang 2015/1, nummer 70