In de Raad van Elf heb ik leren praten
en met mensen omgaan
Radio Omroep Vereniging Wieringermeer zond op ïy februari 2001
een gesprek uit dat Rieks Bügel had met Ad van Oers.
Hieronder een weergave ervan.
'Vader en moeder kwamen in 1932 naar de
Wieringermeer. Het was niet zo best in '32,
het was crisis, dat was narigheid. Ze zijn
eigenlijk op een schoen en een klomp deze
kant op gekomen, want hier lag werk. Mijn
vader is bij de Cultuur begonnen, hij was
daar de paardenman en moest hard wer
ken. Lange dagen maken, ook op zaterdag.
Vader kwam met een karig loon thuis, maar
het gezin begon te groeien en te vermeerde
ren. Uiteindelijk kreeg hij een boerderij op
grond van het pionierschap - van het mee
werken aan het in ontginning brengen van
deze polder.'
'Mijn vader was er natuurlijk erg blij mee,
maar hij was een van de laatsten die een
boerderij kregen. Dus was het veel makke
lijker als je met
een bom geld
hier kwam, dan
kon je uitzoe
ken, dan kon je
proberen een
groot bedrijf te
bemachtigen.
Maar als pio
nier moest je
maar afwach
ten wat er over
bleef. Wij zijn
dan ook, zeg
ik altijd maar,
letterlijk aan de
dijk gezet. Wij kwamen in 1940 op een
boerderij aan de Zuiderdijkweg, perceel
M 40. Die plek in de polder stond bekend
om de kwalitatief zeer slechte grond. Het
kwelde er over, daar aan de dijk. Altijd water,
altijd zout, altijd narigheid.'
'Ik kwam uit een bijzonder groot gezin, dat
mag je wel zeggen. Mijn moeder is vroegtij
dig overleden, we kregen een nieuwe moe
der en toen zijn er ook nog kinderen bijge
komen. Ja, we waren met z'n tienen. Ik was
de oudste, ik ben thuisgebleven. Drie broers
onder mij zijn op studie gegaan, ze zijn ook
min of meer uitgezonden naar de missie,
naar Congo en Zaïre. Twee van hen zijn he
laas al vroegtijdig overleden. De andere zit
er nog steeds, hij is onlangs teruggeweest
en gaat zijn laatste drie jaar daar vol maken.
Ik bleef thuis. Omdat die anderen studeer
den was het eigenlijk vanzelfsprekend dat
één vader moest helpen. Met dochters was
dat ook zo, die moesten dan moeder helpen.
Ik had ook wel weggewild, ik had plannen
richting Brazilië, maar ja, het is er nooit
van gekomen.
Eigenlijk is het
een foute zaak
dat de oudste
op de boerderij
blijft, want eer
die kan begin
nen is hij veel
te oud. Mijn
vader overleed
vroegtijdig, ik
was toen acht
endertig. Dan
is het niet zo
geweldig meer
om iets te gaan
ondernemen. Dan moet je wel alle krachten
bijzetten om er toch nog iets van te maken.
Kijk als je drie-, vierentwintig bent, zoals
mijn zonen waren toen ik het heb overgege
ven, dan kun je jong beginnen en dan zie je
het allemaal nog beter.'
Vader, moeder, Sjef (l) en Ad (r) van Oers
35
22ste jaargang 2014/2, nummer 68