Wiegeren Rigtje te midden van de collega's
Uitgestrekt gebied
Ik had in mijn tijd de hele Wieringermeer,
Anna Paulowna en heel de omgeving, Texel
en tot Purmerend aan toe. Naar Texel toe,
dat was dan in het voorjaar als de pootma-
chines weer begonnen te draaien, en in de
herfst met de aardappelrooiers en de ploe
gen. Je ging dan een dagje heen en weer en
reed daar dan je rondje. En verder gebeur
de het ook wel dat 's zaterdagsavonds om
zeven uureen koeienboervoordedeurstond
die zei: "Ja Wieger, ik moet gras laden en het
wil niet meer en de koeien staan op stal."
Nou ja, dan ging je daar ook heen. Ik heb
wel eens gedacht: "Verdorie, ik heb er wei
nig zin aan.", maar toch ging je. Dat moest
doorgaan en dat probeerde ik altijd zo goed
mogelijk te doen. We hadden ook het onder
houd van de machines van Staatsbosbeheer
en ook bij ZWM. De chipsfabriek in Broek op
Langedijk werd gebouwd, daar had je ook al
die transporteurs in onderhoud. Van Gerard
Kistenmaker, de grote baas daar, kreeg ik
elke vrijdag een grote zak chips mee.
Overal kwam je in die tijd, bijvoorbeeld
met het afstellen van de ploegen en dan
ging je ook wel ploegen. Jaren terug gingen
die kantelploegen eruit en kwamen de
wentelploegen, dus dat moest ook weer
gesteld worden. Het was ook telkens weer
bijleren. Ja, al die nieuwe ontwikkelingen
moest je jezelf weer aanleren. Dan kreeg je
wel van zo'n fabriek een leidraad
van dit of dat. Er gebeurde
natuurlijk ook wel onverwachte
dingen. Ik heb ook wel eens voor
een probleem gestaan dat ik dacht:
"Sta ik nu met omgekeerde handen
of is dat fout? Hoe moet ik dat nou
oplossen?" Dan ging ik er maar
eens even bij zitten en bekeek ik het
op mijn gemak.
Toen was het over
In 1990 kreeg ik een hartaanval toen
ik bij Driesprong aan de Alkmaarse-
weg aan het werk was en toen ben
ik er uitgeraakt.
Ik bracht daar een snarenbedmachine, want
die hadden we onderhand ook. Deze werd
ook bij ons ontwikkeld. Ik voelde mij ergens
niet lekker. "Nou," zei Driesprong, "het is
zaterdagmiddag, kom dinsdag na de Pasen
maar weer." "Nou," zeg ik, "dat moesten
we maar doen. Ik ga nu naar huis toe." Ik
ben naar huis gegaan, wij woonden in de
Torenstraat, en 's avonds lag ik in Hoorn in het
ziekenhuis met een hartaanval. Ik ben naar
Amsterdam toe geraakt. Daar hebben ze
omleidingen en een hartklep ingezet. Dus ik
werd gereviseerd. Toen kwamen Gerard en
Woets mij bezoeken: "Wieger, jij wou toch
in de VUT?" Ik zei: "Ja, als het kan nu wel."
Ze kwamen donderdag daarna weer bij me
aan het bed en Gerard zei: "Je bent nu beter!
Je gaat nu in de VUT." Dat hebben ze prima
voor mij opgelost. Gerard zei: "Iemand die
dertig jaar voor ons heeft gewerkt, die gaat
niet in de ziektewet weg, die gaat gezond
in de VUT." Toen ik weer terug kwam op de
zaak, zeiden ze: "Kijk, daar rijdt je auto en
daar rijdt Kees nu op, dat is gebeurd voor je.
Jij mag de bezem pakken, je mag hier wat
stappen, je mag koffie halen, je brengt maar
eens een pakketje weg en dat is het." Dan
ging ik wel samen met Rigtje een trekker
wegbrengen of zo en we hebben samen wel
eens een vrachtje gedaan dat naar Duitsland
toe moest of ergens anders heen. En zo heb
ik nog een paar jaar rond gelopen. Maar ja,
toen werd het bedrijf gefuseerd met dit of
Kroniek no. 67, 22" jaargang, 2014/1
36