varen en dan gaan we daarover praten, dan genieten we. Maar wat Klaas allemaal heeft beleefd, zo erg, daar kan ik niet tegenop." Iets over Willem zelf Toen hij in Slootdorp kwam te wonen was Willem dertien, had in Drenthe alle klassen van de lagere school doorlopen, maar kon nog niet aan het werk; daar had je een ren- tekaart voor nodig, maar die kreeg je pas op je veertiende. Dus eerst maar eens bij melkboer Piet Kistemaker (de oude) klusjes doen. Bijvoorbeeld met de motorbakfiets (alles kon in die tijd) van Slootdorp naar de Terp, naar de kantine van het kantoor van de Cultuurmij. Toen stond er op een och tend een man aan de deur, dat was Doeke Dam, veehandelaar van Wieringen. Hij kon wel een handige jongen gebruiken om op de schapen te passen. Die liepen aan de Molen weg, zo'n beetje tussen Kits en Kemmeren. Samen met o.a. Arie Versluis moesten ze op letten ofereen schaap ziek was, of er een op zijn rug lag of in een greppel. Er liepen er een paar honderd. Voor dat werk kreeg hij drie en een halve gulden per week. Op een lezing in de klas van de Don Bosco verklaarde een jongetje dat je hartstikke gek was om voor zo weinig geld te werken, maar Willem zei: "Dan zal ik jou eens vertellen wat je in die tijd voor dat geld kon doen: mijn moeder be taalde daar de huur van en kon daar ook nog de hele week eten voor kopen." "Ja,, maar dat wist ik niet", zei het jongetje. Willem vertelt verder: "Op 22 februari 1935, een dag na mijn veertiende verjaardag, ging ik werken bij de Cultuurmij: voor vijf gulden en twaalf cent per week boompjes planten in het Robbenoordbos. Ook het eerste bosje van Slootdorp heb ik nog helpen aanleggen; tijdens de onderwaterzetting is het onder water verdwenen. Na een jaartje werd ik bode. Ik moest alle for mulieren en post bij de voorwerkers en be- drijfsboeren brengen en afhalen, 's Morgens vroeg fietste ik van huis naar het kantoor in Middenmeer. Vandaar de Schagerweg af; halverwege kwam Haarsma met een bootje vanaf de Kolhornerweg het kanaal over om de post te brengen. Dan verder naar Luth, aan het eind van de Ulkeweg. Via de Groet- weg naar de cultuurschuur van Jan Jaap den Engelsen (C15), waar altijd een glaasje drin ken voor me klaar stond. Aan het eind van de Alkmaarseweg had je Scheltinga, en ook Gerrit Boer. Dan over de dijk langs de Kog- genrandweg. Bij boer Onderdijk (D87) ging ik via een sintelpaadje over de kavel naar achteren; dan lag daar een vlotje aan een ketting. Daarna weer een weg oversteken en uiteindelijk kwam ik uit bij Van Gaaien aan de Alkmaarseweg, waar later Dijken woon de. Alles op het fietsje, soms drie keer op een dag. Dat werk heb ik drie jaar gedaan. In 1938 stuurde de Cul tuurmij mij naar Bakke- veen voor een opleiding tot landmeter, met het idee dat ze dan ook nog iets aan me konden heb ben in de Noordoostpol der. Ik heb de cursus wel afgemaakt maar er verder niets mee gedaan, ik wil de helemaal niet naar de NOP." Aanplant Slootweg, 14-4-1933 (foto K. Maaskant) 21 Kroniek no. 66, 2ie jaargang, 2013/3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2013 | | pagina 23