In gesprek met Willem Wittink
Willem Wittink wordt geboren in 1921 en verhuist in 1934 van Drenthe naar de Wieringer-
meer, samen met zijn ouders en een oudere broer. Vader Wittink werkte als trekkerchauffeur
bij de Heidemij (Nederlandse Heidemaatschappij) en hield zich bezig met het scheuren van
heidevelden. In de Wieringermeer kwam hij in dienst van de Cultuurmij, de maatschappij die
zich bezig hield met het in cultuur brengen van de polder. Weer als trekkerchauffeur, maar
ook als machinist van een zaadschoonmachine. Met die machine trok hij van bedrijfsboer
naar bedrijfsboer. Het gezin woonde eerst in Slootdorp, Brink 37, maar verhuisde in 1936
naar de Meeuwstraat in Wieringerwerf, eerst op nummer 11 en na de onderwaterzetting op
nummer 1. In het gezin Wittink worden uiteindelijk 10 kinderen geboren, 9 jongens en 1
meisje. Willem, als tweede van het gezin, is de hoofdpersoon van dit artikel.
Meeuwstraat Wieringerwerf 1949
Willem vertelt over zijn broers
en zus
"De oudste was Geert; hij vertrok
in 1939 naar Zweden en is later tot
Zweed genaturaliseerd. Hij werkte
daar in de landbouw, o.a. in een
kippenfokkerij. Daarna kwam ik,
geboren op 21 februari 1921 in De
Wijk, Drenthe. Na mij kwam Roel,
die werd voorman bij de Grontmij
(Grondverbetering Ontginnings
Maatschappij); werkte ook nog in
de arbeiderskampen, net zoals ik.
Toen hij in de oorlog een keer met
de bus, tegen de waarschuwingen
in, naar Alkmaar ging, werd hij
door de Duitsers opgepakt en naar kamp
Amersfoort en later naar kamp Ommen ge
bracht. Op advies van een Duitse soldaat
gaf hij het adres van zijn broer Henk op die
in Hannover voor de Arbeitseinsatz werkte.
Ook Roel werd op transport naar Hannover
gezet en kon daar als gemeentearbeider aan
het werk. Na de oorlog kwam hij weer terug
bij de Grontmij.
Broer Henk werkte op de chocoladefabriek
van Ringers in Alkmaar. Na zijn tijd voor de
Arbeitseinsatz in Hannover kwam hij weer
terug bij Ringers en had daar uiteindelijk
een goede baan. Op een keer moesten ze
kersen halen in De Betuwe, kersen van
goede kwaliteit, voor de bonbons; met twee
busjes gingen ze. Op de terugweg stopten
ze bij Monnikendam en ging Henk in het
tweede busje zitten, voor het laatste stuk.
Ze rijden de Beemster in en klappen daar
met het busje tegen een boom. Ik heb hem
nooit meer mogen zien, zo erg zag het eruit.
De chauffeur mankeerde helemaal niks.
De volgende broer was Gerrit, die is altijd
zeeman geweest, leeft ook niet meer. Daarna
kwam een tweeling, Jan en Mientje. Mientje
is getrouwd met een bouwvakker. Momen
teel is ze niet zo best meer. Jan heeft jaren
bij transportbedrijf Van Wieren gewerkt,
maar de laatste jaren in de bouw, samen
met mij. Albert is altijd zeeman geweest; sa
men met zijn vrouw Anneke (Mattart) woont
hij in Wieringerwerf. Ook mijn broer Rikus is
zeeman geweest, hij woont in Hippolytus-
hoef. Dan Klaas, in Westerland woonachtig,
die heeft alle wereldzeeën bevaren. Als die
laatste drie bij mij komen koffie drinken, ko
men de verhalen los. Ik heb zelf ook nog ge-
21
Kroniek no. 66, 2ie jaargang, 2013/3