Ontginningsarbeiders
Het was erg gemakkelijk om ontginnings
arbeider te worden: men gaf zich op bij de
Rijksdienst der Werkloosheidsverzekering
en Arbeidsbemiddeling (RWA), kreeg de ar
beidsvoorwaarden en het contract thuisge
stuurd en trad in dienst bij de Cultuurmij.
De verdiensten waren ongeveer fl 24,-- per
week, 40 cent per uur, 10 uur per dag. Het
werk, veelal het graven van sloten en grep
pels, was zwaar en het verloop door ziekte
en ontslag groot. Door de werkloosheid in
die tijd was er steeds voldoende aanvulling.
Na het ontginningswerk moest opnieuw wor
den ingeschreven voor het beroep dat men
wenste, men had niet meer recht op werk en
een plek om te wonen dan een ander.
Karteerders
Ook bij de karteerders zal de selectie niet al
te zwaar zijn geweest. Sollicitaties verliepen
via de RWA en men kwam in dienst van de
Cultuurmij; men verdiende gemiddeld fl 30,-
in de week bij een 8- a 9-urige werkdag.
De karteerder verzamelde alle gegevens van
de drooggevallen grond en bracht ze over
zichtelijk bijeen. Van elke kavel ontstond
zo een soort dossier. In dit dossier stond de
ligging van de kavel, werd aangegeven waar
de kavelsloten gegraven moesten worden,
wanneer de begreppeling had plaatsge
vonden en wanneer tot zaaien kon worden
overgegaan. Ook werden grondmonsters
genomen en een verslag gemaakt van de
terreingesteldheid.
Hoeveel karteerders er precies waren is niet
bekend; wel hebben zes karteerders later
een eigen boerderij gepacht.
Gezien de taakstelling van de karteerder
zullen de selectie-eisen groter geweest zijn
dan bij de ontginningsarbeider.
Bedrijfsleiders
Na de begreppeling en verkaveling was het
de taak van de bedrijfsleider om de algehe
le leiding over het bedrijf en het algemene
toezicht op de werkzaamheden op zich te
nemen. Daarnaast diende hij de gehele
administratie van het bedrijf bij te houden
d.w.z. de gewerkte uren van de arbeiders,
maar ook die van de paarden, trekkers en
andere landbouwwerktuigen. Bovendien
nog de afzonderlijke administratie voor
iedere kavel.
Geen wonder dat er strenge selectie-eisen
werden gehanteerd. In aanmerking kwa
men landbouwers die goed bekend waren
met het praktische landbouwwerk, maar
daarnaast ook een voldoende technische
en algemene ontwikkeling bezaten en van
wie mocht worden verwacht dat ze goed met
personeel konden omgaan. Ook moest hij
de intentie hebben om in de toekomst een
eigen boerderij te pachten. Iedere bedrijfs
leider kreeg in de polder een complex van
300 ha, later zelfs vergroot tot ±500 ha, toe
gewezen. Zijn verdiensten zouden fl 40,- per
week bedragen plus een vrije woning.
Voor de post van bedrijfsleider en assistent
bedrijfsleider kwamen 2000 sollicitaties
binnen, terwijl er maar 70 te vergeven
waren. De selectie werd gedaan door de
Directie met medewerking van de verschillen
de landbouworganisaties. In totaal zijn erin de
Wieringermeer 82 bedrijfsleiders, assisten
ten en karteerders geweest van wie er uit
eindelijk 52 pachter zijn geworden. In 1941
waren er nog 9 landbouwkundige opzichters,
zoals ze later werden genoemd, die allen zijn
overgeplaatst naar de Noordoostpolder.
Landarbeiders
Iedere gegadigde voor de functie van land
arbeider kon zich in zijn eigen woonplaats
opgeven. Een opgaveformulier en een ge
tuigschrift moest bij het arbeidsbureau in
geleverd worden, veelal aangevuld met een
gezondheidsverklaring. De stukken werden
opgestuurd naar de RWA in Den Haag en
daar vond de eerste selectie plaats.
De dossiers van de uitgekozen gezinnen
werden doorgestuurd naar de Wieringer-
meerdirectie te Alkmaar waarna een (on
aangekondigd) bezoek werd gebracht door
de landbouwhuishoudkundige, de ons be
kende Giena Olsder. Zij onderzocht de ei
genschappen van de echtgenote, keek of
het huis schoon was en of de huisvrouw wel
zuinig was. Op basis van haar rapport en
verdere gegevens maakte de Directie een
Kroniek no. 66, 2ie jaargang, 2013/3