De Pioniers van de Polder
Zoals al vermeld bij de "Mededelingen van het bestuur" zal Eva Vriend op 25 februari 2014
op de jaarvergadering spreken over de selectie van de pioniers in de IJsselmeerpolders.
In dit artikel gaan we na, voor zover mogelijk, in hoeverre de eerste bewoners van de
Wieringermeer geselecteerd werden.
De Haarlemmermeer als leerschool
Professor H.N. terVeen constateerde in 1925
in zijn proefschrift "De Haarlemmermeer als
kolonisatiegebied" dat het uitgiftebeleid
van gronden daar tot desastreuze gevolgen
had geleid.
In de Haarlemmermeer werd de toestroom
van mensen aan het particulier initiatief
overgelaten. De risico's die genomen wer
den bij de drooglegging en daarna de ver
kaveling, de wegenaanleg, de stichting
van woonkernen en de verdere kolonisatie
bleken voor particulieren gewoon te groot.
Een gebrek aan knowhow en financiële
armslag plus een grote onderlinge concur
rentie leidde tot faillissementen en slechte
sociale toestanden. Drankmisbruik, pros
titutie en hoge sterftecijfers als gevolg van
slecht drinkwater kenmerkten de polder de
eerste jaren. Het bestaan was zo zwaar dat
alleen de sterksten het konden volhouden.
Voor veel mensen viel de polder zwaar tegen
waardoor ze net zo snel weer vertrokken als
ze gekomen waren.
Het droogleggen en in cultuur brengen leid
de uiteindelijk wel tot een gunstig resultaat,
maar werd bereikt langs een langdurige lij
densweg. Uit die tijd stamt dan ook de uit
drukking: De eerste generatie gaat dood, de
tweede lijdt nood en de derde heeft er zijn
brood. TerVeen concludeerde dat als de sa
menstellingvan de inwoners aan natuurlijke
selectie werd overgelaten veel maatschap
pelijk leed en grote economische verliezen
het gevolg (kunnen) zijn. Hij wees het sys
teem van natuurlijke selectie af en pleitte
voor een rationele selectie in de Wieringer
meer zodat er een bevolking kon ontstaan
die kwalitatief goed was en met een krach
tige, gezonde en bekwame boerenstand.
In de Wieringermeer nam de staat de droog
legging en ook de planning voor de inrich
ting van de polder voor zijn rekening en liet
dat niet meer over aan particulier initiatief.
De Wieringermeerdirectie nam de taak op
zich voor het verder in cultuur brengen van
de grond. Daartoe richtte zij in 1931 de Cul
tuurmaatschappij op; deze zorgde voor de
ontginning van de gronden en de tijdelijke
landbouw onder leiding van de bedrijfslei
ders. Na het in cultuur brengen van de grond
kon deze na drie jaar in pacht worden uit
gegeven. Tot die tijd kregen alle werkers in
dienst van de Cultuurmij een vast salaris.
Pas bij de pachters kwam de door Ter Veen
bepleite rationele selectie goed tot uiting.
Achtereenvolgens laten we nu zien hoe ge
handeld werd bij het in dienst nemen van
de ontginningsarbeiders, de karteerders, de
bedrijfsleiders, de landarbeiders, de pach
ters en de middenstanders.
10
Kroniek no. 66, 2ie jaargang, 2013/3
LANDBOUWCULTUURMAATSCHAPPIJ DE WIERINGERMEER11
AR BEIDS OVEREENKOMST
Op heden 26 Augustus 1931 is tusschen den beheerder van de
"Landhouwoultuurmaatschappij de Wieringermeer" te Alkmaar, als werk
gever en
MARIS, ARIE
geboren den 1 September 1909 te Willemstad, wonende te Wieringerwaard
als werknemer aangegaan de navolgende arbeidsovereenkomst:
ARTIKEL 1. Met ingang van 3 September 1931, wordt de tweede onder
teekenaar door de eerst-ondergeteekende in dienst genomen als
KARTEERDER bij den dienst van de "Landbouwcultuurmaatschappij de
Wieringermeer" ter standplaats Wieringemeerpolderzulks tegen een
belooning van f.30.per week
ARTIKEL 2. De tweede onderteekenaar verbindt zich, de werkzaamheden
welke hem door of namens den werkgever werden opgedragen, naar zijn
beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aan-
wijzigingen en de voorschriften van orde en veiligheid, welke hem
door of namens den werkgever worden gegeven.
Hij is verplicht den arbeid persoonlijk te verrichten.
ARTIKEL S. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalden tijd.
Behalve in de gevallen, in artikel 5 vermeld, zal zij een einde nemen,
door opzegging. De opzeggingstermijn bedraagt één week.
Indien de belangen van den dienst zulks vorderen, kan dadelijk
opheffing van werkzaamheden plaats vinden.
ARTIKEL 4. Het loon zal per week worden uitbetaald. Tijd en plaats
van uitbetaling worden door of namens den werkgever bepaald.
ARTIKEL 5. Behalve door opzegging, als bedoeld in artikel 3, zal deze
overeenkomst een einde nemen, zonder dat eenige opzegging noodig is,
in al die gevallen, waarin een dringende reden aanwezig is, als be
doeld in artikel 1639 p en q van het Burgerlijk wetboek.
Aldus in tweevoud opgemaakt en geteekend,
ALKMAAR /Yï IK RIN GEK WAAR Dden 26 Augustus 1931.
iVerkgever
Werknemer.