Maar eenmaal in "het westen" veranderde de familie Iwema van opvatting. Buiten de deur werd nu zoveel Nederlands gesproken dat ze onder elkaar wel over konden gaan op het Gronings. En dat hebben ze volgehou den tot het eind. Tineke Iwema (li) met dienstmeisje Antje Rijntjes Inburgering Het inburgeringproces verliep soepel. Om te beginnen was daar oom Job bij wie ze regelmatig op bezoek gingen. Moeder zocht contacten binnen de doopsgezinde kerk in Medemblik. En het verenigingsleven ontwik kelde zich snel. Bovendien hadden ze het eerste jaar veel bezoek van familie en vrien den die wel eens wilden kijken in de nieuwe polder. Dat nam echter snel af. Landbouworganisaties, vrouwenorgani saties, toneelverenigingen, rederijkerska mers (overgewaaid uit Groningen) gaven de nieuwe bewoners tal van mogelijkheden el kaar te leren kennen. Van de rederijkers is Tineke in haar jeugd lid geweest. Dat was voor de Iwema's niets bijzonders. Waren ze in Groningen gebleven dan was ze ook lid geweest. Het "hoorde er bij". Zestien moest je zijn om toe te treden herinnert ze zich en je kon je er op vele fronten als persoon ontwikkelen. Tineke: "Drie dingen moesten we jaarlijks doen. Allereerst een gedicht voordragen waarna er gezamenlijk over gesproken werd. Een andere keer kreeg je drie onderwerpen op. Je koos er een en hield dan een improvisatie. Verder moest je nog een memorisatie voorbereiden, een "spreekbeurt". Als ontspanning werd er jaarlijks een toneel stuk opgevoerd en natuurlijk werd er ook nog gedanst. Na een poos lid te zijn geweest was je in ge zelschap niet meer op je mondje gevallen. In de oorlog, toen de vereniging geen lid wenste te worden van de Duitse Kultur- Kammer, gingen de activiteiten wel door, maar niet zo opvallend als voorheen. Ze bewaart nog goede herinneringen aan Wiersma als stuwende kracht achter deze kamer. "Wiersma was zo oud als mijn vader en had in Groningen ook al veel ervaring met de rederijkers. Hij woonde op hoeve Kanaan aan de Oudelanderweg. Het was een heel bijzondere man." Terug naar haar wortels Na de lagere school volgde de ulo en daarna een afrondende opleiding. In Groningen was het gebruikelijk dat de boerendochters naar de huishoudschool aan de Kraneweg (een begrip in die tijd) in de stad Groningen gin gen, om daar de tweejarige vormingsklas te volgen. En waarom zou dat nu niet kunnen? In de stad bestonden prima kosthuizen waar een studente verzekerd was van een goede verzorging. En opa en oma woonden in Zuid- hom, zodat ze ook in het weekeinde onder dak had. En zo bracht Tineke twee oorlogsja ren door in haar geboorteprovincie. Af en toe werd de lange reis naar huis ondernomen, voornamelijk wanneer het vakantie was. Tineke ging in Zuidhorn ook "te tennissen". Ze herinnert het zich niet goed, maar het kan zijn dat deze terugkeer naar het oude land toch een beetje te maken heeft gehad 28 Kroniek no. 65, 2ie jaargang, 2013/2

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2013 | | pagina 29