minder akkerbouw. Vee om de vruchtbaar heid van de grond op peil te houden. Veel gemengde bedrijven waren rond de 20 ha. en hadden een zgn. graslandverplichting. Deze verplichting hield in, dat men een zes de van het areaal zandgrond op het bedrijf als grasland moest exploiteren, dit om de vruchtbaarheid op peil te houden. Later zijn erveel bedrijven van 20,40 en 60 ha uitgege ven. Enkele bedrijven waren nog groter. Ook deze bedrijven konden met een graslandver plichting te maken krijgen, als een deel van het bedrijf uit zandgrond bestond. Zo had de proefboerderij de Prof. v. Bemmelenhoeve een graslandverplichting van 1.80 ha weiland, daar K63 10 ha zandgrond had. Eind zestiger jaren is deze verplichting afgeschaft omdat er toen uit andere bronnen veel organische mest te koop kwam. De aan de pachters gestelde eisen Met de uitgifte van de eerste bedrijven had men ook de eisen, die gesteld werden aan de pachters in verschillende commissies opgesteld. Enkele belangrijke eisen waren: De pachter diende minimaal 26 jaar oud te zijn. Hij diende gehuwd te zijn. Hij diende over voldoende financiën te beschikken. Het vereiste bedrag voor het bedrijf waar op men inschreef werd vastgesteld op 300 gulden per ha. Dat geld moest eigen geld zijn of van naaste familie. In 1939 t/m 1941 werden er ook kleine bedrijfjes uitgegeven aan werkers, die hun beste krachten gege ven hadden aan het in cultuur brengen van de Wieringermeerpolder. Hiervoor zijn ca 60 bedrijven van 9 ha tot 15 ha beschikbaar ge steld. Voor deze mensen werd een regeling getroffen waardoor zij met 50 gulden per ha eigen geld konden inschrijven. Wat zij meer nodig hadden werd van de bank geleend, waarbij derden, vaak kapitaalkrachtige boe ren, borg stonden. Belangrijk was ook, dat men kon bewijzen, dat men in staat was een boerderij te exploi teren. Voor bedrijven van 40 ha of groter eis te men een diploma Rijks Landbouwwinter- school. Voor kleinere bedrijven volstond het diploma van de Lagere Landbouwschool. Uit de groep (arbeider)pioniers werd een aantal geselecteerd dat bv. zonder die voorwaar den ook een boerderij werd toegewezen. Keuring van de gezinnen De overheid wilde ook, dat de echtgenotes van de gegadigden aan zekere eisen volde den. Voordat men een bedrijf werd toege wezen, kreeg men onaangekondigd bezoek. Deze selectie werd van begin afgedaan. Ook voor gezinnen, die hier als pionier kwamen werken. Bekend is, dat de landbouwhuis- kundige mevrouw Giena Olsder de gezinnen Giena Olsder, 1933 bezocht voordat men hier kwam wonen en een advies uitbracht. Deze mevrouw Olsder heeft ook een grote rol gespeeld in het ge ven van voorlichting aan de mensen, die hier kwamen wonen. Een belangrijk criterium bij toewijzing van een bedrijf was de verplich ting, dat men persoonlijk het gewenste be drijf kwam bezichtigen. Bij die bezichtiging diende men een lijst met vragen te beant woorden. Van hieruit werd de selectie ge maakt. Er moest immers een samenleving opgebouwd worden. Wie in staat geacht werd hieraan mee te kunnen werken had een zekere voorkeur. Bevolking afspiegeling van de Nederlandse bevolking Voorts stelde de politiek in die tijd als eis, dat de bevolking van Wieringermeer een af spiegeling zou worden van de Nederlandse bevolking. Er moest dus rekening gehouden worden met b.v. de godsdienstige gezindte. 25 Kroniek no. 65, 2ie jaargang, 2013/2

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2013 | | pagina 26