'Drie keer in de week reed ik met een vracht
wagen vlas naar Kortrijk, dat was niet zo
maar wat,' zegt Jan. 'Als we hier 's avonds
om half zeven weggingen dan stonden we
pas de andere ochtend tegen half elf, elf uur,
achter Kortrijk, vlak bij de Frans grens. We
reden alles binnendoor, omdat we niet onder
de viaducten door konden. Want de vracht
wagen was dik vier meter hoog geladen.
Nou gaan ze de snelweg op en staan zes uur
later aan de Franse grens. Wij moesten door
de Langedijk, door Noord-Scharwoude, door
Sint-Pancras.
In Alkmaar moest je de hele singel langs,
naar Heiloo. Dan even een stukje grote weg
en kwam je in Flaarlem. In Flaarlem waren
de spoorviaducten 3.60m, daar konden we
niet onderdoor, dus gingen we over Bloe-
mendaal. En vandaaruit naar Sassenheim,
waar koffie werd gedronken. Dan waren we
al drieënhalf uur onderweg', benadrukt Jan.
'Als je nou in de auto springt en je rijdt naar
Sassenheim dan ben je er binnen drie kwar
tier. Vanaf Sassenheim had je een stukje
grote weg tot aan Wassenaar, dan door Was
senaar heen naar Den Flaag en dan weer een
stukje grote weg tot Rotterdam. Weer om
rijden, want we mochten niet door de tun
nel. En uitkijken dat je daar weer een andere
weg pakte, want je had er een tunneltje van
3.40m. Dan kwam je, achter het Feyenoord
Stadion langs, op de grote weg naar Dor
drecht. En vanaf daar schoofje de grote weg
op naar Turnhout. Bij de grens moesten de
papieren worden klaargemaakt. Ik reed drie
keer in de week naar België, daar losten ze
en als je dan 's avonds om negen uur, half
tien terug was, dan was dat heel best. De
volgende ochtend ging je weer laden en 's
avonds reed je weer. Er hoefde maar even
wat scheef te zitten, of je was niet op tijd
thuis. Het is wel gebeurd dat ik op vrijdag
avond wegreed en op zondagochtend thuis
kwam, op het moment dat de gereformeerde
kerk aanging.
Dat vlas rijden ging zo tot eind
jaren zestig. Toen stortte de vlas
industrie volkomen in. Er was
geen vraag meer naar vlas en
daarom werd Vlasrepelbedrijf
De Caluwé stilgelegd. Jan ging
verder in het hout, onder de
naam 'Houthandel De Caluwé'.
Van commissionair-exporteur van
vlas werd hij houthandelaar. Jan
legt uit hoe dat kon.
'Toen het vlas ophield schakelde
men in Kortrijk om, de verwer
kingsfabriek werd spaanplaatfa-
briek. Ze vroegen mij of ik hout
kon leveren. Nou, dat was heel
eenvoudig: je hebt een auto, je gaat zoeken
en dezelfde dag heb je hout.'
Houthandel De Caluwé zaagde bomen voor
Staatsbosbeheer, gemeenten en Water
schappen. Het hout werd niet alleen aan de
spaanplaatfabriek geleverd, maar ook bij
voorbeeld aan papierfabriek Van Gelder in
Velsen en aan luciferfabriek De Zwaluw in
Eindhoven. Beide bestaan niet meer.
Binnenkort wordt Jan tachtig jaar. Hij is tot
ruim tien jaar geleden fulltime aan het werk
gebleven. Niet alleen in het hout, er kwamen
steeds meer andere opdrachten. Al naar
gelang van het soort werk huurde Jan dan
mensen en machines in. Zo waren ze eens
aan het werk aan een sportveld in Heiloo.
Om vier uur 's middags - het werk zat erop -
kreeg Jan een telefoontje met de vraag of ze
22
Kroniek no. 65, 2ie jaargang, 2013/2