Leemans en Lely - de ouwetjes doen het nog best
Wieringermeer: Zuiderzeepolder
Volgens het oorspronkelijke plan zou de
Wieringermeer pas worden aangelegd als
de Afsluitdijk zou zijn voltooid. Maar omdat
Nederland grote behoefte had aan land
bouwgrond werd de aanlegversneld. De dijk
moest nu in de Zuiderzee worden aangelegd,
en moest ook zwaarder worden uitgevoerd.
De polder was feitelijk geen IJsselmeerpol-
der, maar een Zuiderzeepolder.
Bij het droogmalen werden twee gemalen
gebruikt: Lely bij Medemblik, een elektrisch
gemaal met drie pompen van elk 400 m3/mi-
nuut, en Leemans ten zuiden van Den Oever,
een dieselgemaal met twee pompen met
elk een capaciteit van 250 m3/minuut, later
uitgebreid naar drie pompen.
Op 21 augustus 1930 viel de polder droog en
kon hij in cultuur worden gebracht.
Het zoutprobleem
De ingepolderde grond lag dus in een zout
watermilieu. Aangezien de polder was voor
bestemd voor de agrarische sector was het
van groot belang het drooggevallen gebied
zo snel mogelijk te ontzilten.
Voor de drooglegging waren reeds de kana
len gebaggerd. Dat bevorderde een snellere
ontwatering. Op de drooggevallen grond zag
men spoedig, door het gunstige milieu om
te ontkiemen, vooral zeeaster verschijnen.
Om onkruidvorming tegen te gaan kon men
geen riet zaaien, aangezien riet niet in een
zoutwatermilieu groeit. Door machinaal slo
ten te graven en dwars daarop vnl. met de
hand greppels te graven werd de grond zo
snel mogelijk ontwaterd. Regen spoelde het
zout uit de grond en verdween via de sloten
en de greppels. Het werd vervolgens door
onze beide gemalen naar de Zuiderzee, later
het IJsselmeer gepompt.
Was daarmee het zoutprobleem in de polder
verdwenen? Zeker niet. In diepere lagen, die
deels uit veen bestaan zitten nog zeer grote
hoeveelheden zout. Dat veen is vele honder
den jaren geleden ontstaan in een brakwa
termilieu. Doordat het niveau van het IJssel
meer wel 4 tot 6 meter boven het niveau van
het water in de kanalen ligt, komt volgens
de wet van de communicerende vaten met
het kwelwater zout uit de ondergrond naar
boven, vooral in het oosten van de polder.
In de Medemblikkertocht is er regelmatig
een zoutbelasting gemeten van 5500 mg/li
ter. Men kan met zulke hoeveelheden zout in
het water de gewassen niet beregenen. Aan
vankelijk werd er zoet water van een zeer
goede kwaliteit gehaald uit de zgn. Hoornse
Bel. Deze watervoorraad strekt zich uit tot
onder het zuiden van de polder en is van
zeer goede kwaliteit. Dit water zit ruim 50 m
diep. Later (in de zeventiger jaren) werd ver
boden om bronnen te boren naar de Hoornse
Bel. Het werd een strategische reserve.
Bedreiging van drinkwater
Nu zullen weinig mensen weten, dat ook het
IJsselmeer stroming kent. De grootste rivier
die het IJsselmeer voedt is de IJssel. Deze
drukt het water langs de Noordoostpolder
richting Afsluitdijk, waarna het water langs
de dijk van de Wieringermeer weer afbuigt
naar het zuiden. Deze stroming neemt het
water uit de Wieringermeer op, waardoor de
zoutbelasting toeneemt.
Bij Andijk wordt water uit het IJsselmeer
gepompt en via een voorzuiveringsinstalla
tie van verontreinigingen ontdaan. Daarna
wordt het verder gezuiverd tot drinkwater
of via pijpleidingen naar de duinen van Cas-
tricum vervoerd, om daar later weer opge
pompt te worden als drinkwater. Vanwege
het brakke water uit met name het oostelijk
deel van de polder zou naast de voorzuive
ring nog een ontziltingsinstallatie nodig zijn.
De oplossing
Het probleem werd opgelost door vanuit
het gemaal de Leemans een grote betonnen
koker te construeren (wanneer deze leeg is
Kroniek no. 64, 2ie jaargang, 2013/1
39