bemanning viert het Kerstfeest op de Zuider
zee met een extra oorlam. Vier dagen later
bereikt het fregat de Vlieter, een vaargeul,
ongeveer een mijl ten noorden van Den Oe
ver; de afgesproken plaats waar men het
lichterschip zal ontmoeten. Het schip is er
echter nog niet. Geen paniek, het valt ook
niet mee een afspraak op de dag nauwkeu
rig te maken. Er kan altijd pech zijn met het
schip, of andere tegenslag.
's Avonds steekt er echter een storm op die
maar niet lijkt op te houden. Het wachten
duurt en duurt en langzamerhand wordt Jan
Christiaan ongeduldig. De 29e december is
er nog steeds geen lichterschip en het weer
wordt alleen maar beroerder. Maar zonder
deze lading vertrekken is eigenlijk geen op
tie. Dus... ja...
Het anker dreigt inmiddels te krabben waar
door het moeilijk is het schip op zijn plaats
te houden en er wordt een tui-anker (tweede
boeganker) uitgeworpen. Om 11 uur, in het
pikkedonker, breekt de kabel van het tui-
anker. Dat wordt een slapeloze nacht. Zodra
het licht wordt seint de kapitein naar den
Oever om hulp. Dat wordt gelukkig gezien.
Hulp
Schipper Kaan komt vanuit Den Oever en
hem wordt gevraagd het tui-anker te bergen.
Dat wil hij wel doen, maar voor een derde
van de waarde van het anker. Jan Christiaan
vindt het wel een stijve prijs, maar gaat er
mee akkoord. Wat moet hij anders? Gelukkig
lukt het oppikken van het tui-anker.
Uiteindelijk, het is inmiddels oudejaarsdag,
wordt toch maar besloten verder te reizen
ondanks dat de lichter nog steeds niet is
komen opdagen. Zou het schip vergaan zijn?
Nog langer wachten kost alleen maar geld.
Het wordt voor de bemanning echter geen
rustige oudejaarsavond. Er steekt nl. een
vliegende storm op uit het noordwesten. Het
schip vaart met horten en stoten en dan...
"stoot het schip het roer van 't gat en ver
liest een deel van het dek". "De Venetiaanse
Galeij" raakt stuurloos en drijft hulpeloos
voor de wind uit in zuidzuidoostelijke rich
ting terug en langs den Oever. Niet alleen de
loods houdt zijn hart vast...
Stranding
Het nieuwe jaar begint voor de "de Vene
tiaanse Galeij" met een stranding op de
zandplaat "de oude Seugh". Vastgelopen en
lek gestoten. Een visserman uit Den Oever
heeft de stranding gezien en deze treft het
schip aan, met grote slagzij en halfvol water.
De eerste zorg van de kapitein van "de
Venetiaanse Galeij" is het bergen van de
lading en hij vraagt onmiddellijk om een
lichter die de lading terug kan brengen naar
Amsterdam. Hij kent zijn opdrachtgever
en weet dat de redding van de lading zelfs
voor die van de bemanning hoort te gaan.
Spoedig arriveren er zelfs twee lichters. De
ene bemand met Sijmon Elders en Meije
Wiebes met extra mankracht en de ander
met Hendrik Velten en Frans Metselaar. Ook
zijn er extra mannen uit Den Oever. In totaal
is de ploeg 15 man sterk.
Alle hens aan dek dus om te helpen de
lading te bergen. Maar niet voor de be
manning van "de Venetiaanse Galeij" zelf.
Die mag niet helpen, tot grote ergernis van
de kapitein. De Wieringers hebben een
lucratief zaakje te pakken en zijn niet bereid
te delen. Bemanning en goederen worden
naar de wal gebracht en vanaf dat moment
zitten de jongens uit Coningsbergen en de
rest van de bemanning zonder werk en geld.
Kapitein Eijk "mag" een kleine boot huren
waarmee bootsman Mulder en stuurman
Lindt teruggaan om op het schip te passen.
Er zijn uiteindelijk nog wat zaken aan boord
die voor een passant aantrekkelijk kunnen
zijn. De kapitein gaat niet mee; hij heeft nog
wel wat anders aan zijn hoofd.
Reddeloos verloren
"De Venetiaanse Galeij" blijkt niet meer te
redden. Sloop is de enige oplossing. De ka
pitein wil onder bepaalde condities het wrak
verkopen. De koper moet dan het wrak naar
Amsterdam slepen alwaar kapitein-eigenaar
Eijk zelf de stengen, ra's, touwwerk, gereed
schappen, sterke drank, roer, ankers enz. wil
behouden. Een begin voor een nieuw fregat.
Op 13 januari wordt de sloop aanbesteed.
Dertien dagen later verschijnen de gebroe
ders Borg op Wieringen om het wrak nader te
43
Kroniek no. 62, 20e jaargang, 2012/2