moeite om de "kachel" aan de praat te krijgen
en te houden.
Het is februari 1945 en er wordt gedorst.
De dorsmachine is van een loonbedrijf
gehuurd. Hij is grotendeels van hout gemaakt
en staat naastdeschuuropgesteld. De machine
wordt met een lange brede drijfriem
aangedreven vanaf een tractor die is voorzien
van een gasgenerator.
De graanschoven worden vanaf een wagen
met hooivorken bovenop de dorsmachine
aangereikt en onder geklepper en geratel in de
machine verwerkt. Het gedorste graan stroomt
uit een opening aan de achterzijde van de dor-
ser en wordt door één van de arbeiders opge
vangen in jute zakken die, als ze vol zijn, met
een touwtje en een speciale knoop worden
dichtgebonden. Het stro wordt in een pers
machine, die ook door de trekker wordt aan
gedreven, tot strobalen samengeperst die in
de kapschuur worden opgestapeld. Een grote
stofwolk hangt over het geheel. Het kaf wordt
op de zolder van de schuur geblazen waar
Klaas Hooghiem het hoestend en proestend in
goede banen leidt.
's Avonds na gedane arbeid wordt de trekker
van de dorsmachine in de schuur geparkeerd.
De "kachel" wordt voor de volgende dag bran
dend gehouden op een laag pitje. Nu zijn er
op de boerderij een stuk of acht katten die je
normaal niet ziet, maar het is koud en de kat
ten vonden het kennelijk wel lekker warm om
's nachts onder de generator op de grond te
liggen. De volgende morgen liggen er een stuk
of drie dooie katten onder de gasgenerator en
de overige katten lopen wat verdwaasd rond.
De smeulende generator heeft kennelijk giftig
koolmonoxidegas staan produceren en de kat
ten vergiftigd. Van de katten die het overleef
den viel de volgende dagen het haar uit. Enkele
werden helemaal kaal en gingen alsnog dood,
anderen werden gedeeltelijk kaal. Sommige
overleefden en kregen een nieuwe vacht en de
rest ging alsnog dood.
Karretjesmensen
Tussen januari 1945 en het einde van de oor
log in mei, was er praktisch geen eten meer
te krijgen in de steden in het westen van het
land. Dus trokken de mensen uit de stad met
gammele fietsen, dikwijls met houten banden
of helemaal geen banden, handwagens en kin
derwagens naar het platteland om bij de boe
ren iets eetbaars te halen. Openbaar vervoer
was er niet meer. De boeren in de buurt van de
steden waren al vanaf 1943 bezocht, maar de
laatste zes maanden van de oorlog, toen het
zuiden van Nederland al was bevrijd, legden de
etenhalers steeds grotere afstanden af om aan
eten te komen.
Zo trok er over de Alkmaarseweg in de Wierin-
germeer een bijna onafgebroken rij karretjes
mensen, zoals we ze noemden, voorbij die pro
beerden aardappels, tarwe of alles wat eetbaar
was los te krijgen bij de boeren. Ze boden vaak
de vreemdste dingen aan als ruilobject, want
geld had bijna geen waarde meer. Het was de
boeren verboden etenswaren te leveren, alles
moest aan de overheid worden geleverd. Op
de wegen waren hier en daar controleposten
en werden de spullen vaak in beslag genomen,
alleen kleinere hoeveelheden werden door de
vingers gezien.
De mensen kwamen vaak uit Amsterdam en
zelfs uit Den Haag lopen en waren natuurlijk
's avonds doodmoe en zochten dan onderdak
voor de nacht, bovendien mocht je na acht uur
niet meer buiten op straat zijn. Feitsma ver
leende regelmatig aan een aantal mensen on
derdak. In de paardenstal en op de schuurzot-
der werden "bedden" gemaakt van een paar
strobalen met los stro erin. 's Avonds werden
ze soms uitgenodigd voor een kopje surrogaat
koffie met wat erbij in de huiskamer die dan
stampvol mensen zat. "U hep tenminste nog
electriek", was vaak het commentaar op de
moerasgasverlichting, "Wij sitte thuis bij so'n
drèèvertje weet U wel". Waarmee bedoeld
werd een glas met één of andere olie waarin
een stukje kurk drijft met in het midden een
metalen ringetje waarin een pit geklemd zit die
brandde op de olie.
De mensen waren soms bang voor de paarden
in de stal waar ook zij sliepen. In die stal stond
ook een koe die de familie melk moest gaan
leveren als haar kalf geboren was. Op een dag
was er een mevrouw die in de stal zou slapen
maar erg bang was voor de koe en de paarden.
Toen ze 's morgens na het wassen bij de pomp
terugkwam bij haar strobalenbed stond de
39
Kroniek no. 62, 2oe jaargang, 2012/2