7 December 1944 Amsterdam. Net 16 jaar was ik. De Honger winter, zoals hij later werd genoemd, is be gonnen. Scholen zijn sinds oktober gesloten. Er zijn geen kolen meer, geen gas, nauwelijks water en vanaf september één maal per dag wat "eten" van de gaarkeuken. Dat kon je met een pannetje bij de winkel van de groenteboer in de Jacob Obrechtstraat, na een tijdje in de rij staan en inleveren van de voedselbonnen, krij gen. In november werd moeder ziek en besloot vader dat wij als kinderen bij anderen werden ondergebracht. Eelke en ik werden bij boer Feitsma gebracht. Of er contact hierover tussen mijn vader en Feitsma is geweest weet ik niet, waarschijnlijk niet, want de post werkte zeer traag en de telefoon helemaal niet meer. In ieder geval gingen we op 7 december 1944 op weg. Vader met Eelke achter op de fiets, ik op een fiets zonder banden (dat rijdt lekker licht op asfalt, maar rammelt op steen) en Jaap de Pater, vriend van broer Klaas, die ging proberen eten te halen. Richting Alkmaar over Zaandam. Halverwege stond de weg zo'n 5cm onder water omdat er geen elektriciteit voor de gemalen meer was, en waarschijnlijk ook om luchtlandingen te bemoeilijken. Het regende, we werden nat en het was koud. Zo hier en daar was er een controlepost bij een "Mauermuur" of een wegversperring waar de persoonskaarten werden gecontroleerd door Duitse soldaten. Het was al donker toen we doornat en moe in Alkmaar aankwamen. Na acht uur 's avonds mocht je niet meer op straat zijn (de spertijd duurde tot 6 uur 's morgens). Vader kende nog iemand in Alkmaar; we belden bij die kennis aan en vroegen onderdak voor de nacht. Er was bij hem in huis geen plaats voor ons, hij had al twee onderduikers. De man was echter beheerder van de stationsrestauratie, maar die was al maanden gesloten wegens de spoor wegstaking. We mochten in de restauratie overnachten als we maar absoluut geen lawaai maakten want het station werd door de Duit sers bewaakt en die zouden het vast niet goed vinden dat we in de restauratie overnachtten. We konden op de harde houten banken, in die tijd gebruikelijk in derde klas restauraties die tevens wachtruimte was, liggen. Geluk kig brandde de centrale verwarming van het station, de bezetters hadden wel kolen. We leg den onze natte kleren te drogen op de radiato ren en waren muisstil in het donker. Zo nu en dan liep er een schildwacht langs de ramen aan de perronkant. We sliepen niet veel en werden stijf van de harde banken. De volgen dag om een uur of acht kwam de restaurateur opdagen, we kregen wat brood van hem te eten, en we gingen weer op pad. Er viel natte sneeuw. We gingen eerst nog langs een andere oude kennis van vader, Blokpoet, die een handel had in zaaigoed en een winkel voor dat soort zaken. Jaap de Pater kreeg hier een zak met graan en ging toen weer terug naar Amsterdam. Wij vervolgden onze weg richting Nieuwe Niedorp, waar we hoopten te kunnen overnachten. De weg was nat, lang en vermoei end, vooral voor vader die Eelke achterop had. Er liepen nogal wat mensen op de weg met fietsen en handkarren die hoopten bij de boeren wat eten te kunnen bemachtigen. Halverwege kwam een boer ons achterop, gezeten op een tweewielige paard-en-wagen. 36 Kroniek no. 62, 2oe jaargang, 2012/2 v.l.n.r. moeder Veldman, twee familieleden van de Feitsma's, Han Veldman, zus Nannie Veldman, Toni Feitsma, moeder Feitsma (1943)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2012 | | pagina 38