later de karbonades, spek, gehakt enz. ophalen. Vroeger werd er veel meer dan nu van de dieren gebruikt, zoals varkenspoot jes (voor in de snert); zelfs oren en de staart werden gebruikt en gegeten. Sommige mensen kwamen vragen naar de darmen. Om ze dan schoon te spoelen en daarna op te bakken, (dat waren vaak Zeeuwse mensen) Ook de schooljongens wisten wanneer er geslacht werd: op maandag kwamen ze naar de slachtplaats en vroegen om de blaas van het varken; als je die opblies kon je er mee voetballen. In de beginjaren kwam de klant niet naar jou (of naar je winkel), maar moest je zelf naar de klant toegaan. Bestellingen opnemen en 'n paar dagen later de bestellingen weer wegbrengen. Op een transportfiets met zo'n grote mand voorop, soms overvol en erg zwaar. Het gebeurde nogal eens dat je op winterdag uitgleed en omviel met die fiets. Dan probeerde ik mijn stuur altijd vast te houden met mijn duimen op het deksel van de mand, zodat er niets uit de mand zou vallen. Slager was 'n heel arbeidsintensief beroep. Alles ging toen nog met de hand, zoals: uitbenen, houwen, darmen spoelen, worst maken, bloedworst maken, vet smelten, kaantjes braden enz. enz. Mijn vader had ook altijd één of meerdere knechten. Men had het niet rijk in die tijd en veel werd "op de pof" gekocht en eens in de week/maand werd er dan betaald. Vader Rotgans had eens een knecht die de naam van een "wanbetaler" kwijt was, maar opeens riep: "Baas, baas, daar loopt ze". Eén van de knechten was Frans Zeinstra. Hij heeft zowel bij mijn vader als bij mij gewerkt. Frans was voor ons een zeer gewaardeerde hulp. Altijd bereid te helpen; altijd beschik baar als je hem nodig had. Hij heeft meer dan 25 jaar bij ons gewerkt. Laat ik het zo zeggen: Frans was er altijd. Zo trouw! Maar ook toen, in de jaren '70 -'80, deed de moderne tijd haar intrede. Wij gingen nasi en bami maken. Mijn vader kreeg les van een kok van Versteeg, die leerde ons wat er zoal in en door moest en hoeveel. Mijn vader vond dat maar arbeidsintensieve rotklussies. In 1953 kregen wij televisie. Als er dan een uitzending was, zat bij ons de kamer vol. In 1954 was de voetbalfinale Hongarije tegen West Duitsland. Onze woonkamer zat overvol met kijkers. Fa. van Zoonen zette ook wel een tv-toestel neer in Hotel Lely voor de mensen in het dorp. Het was ook daar een drukte van jewelste. Ik kan me nog heel goed de 1 aprilgrap herinneren van midden jaren '70. Maar dit had wel een voorgeschiedenis. Ik ben eens met Piet van Zoonen gaan vliegen met Rozelaar, die een vliegschool had op Texel. Dat was prachtig. Ik had tegen mensen om mij heen opgeschept dat ik een vliegbrevet zou gaan halen op Texel. Bij terugkomst op de boot naar huis stond daar de hele middenstand (van Slootdorp) om mij, als vliegenier, te huldigen. Martina Kaptein en Nelly Beers hadden een lauwer krans gemaakt en Ab Baron hield een speech en prees mij omdat ik gelijk de eerste keer geslaagd was voor mijn vliegbrevet. Flauwekul natuurlijk, ik had gewoon voor de eerste keer in zo'n Piper Cup gezeten en alleen maar meegevlogen. Maar met die wetenschap in het hoofd, had Ellermeyer een grap be dacht. Hij had een advertentie in de krant laten zetten dat ik op 1 april samen met Will van Wieringen uit een vliegtuig zou springen met een parachute. Tenslotte had ik een vliegbrevet (ahum!). Kroniek no. 60,19e jaargang, 2011/3 Vader Nan Rotgans met dochter Betty in de winkel

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2011 | | pagina 38