duikvlucht naar ons te maken. Wim pakte
mij in m'n lurven sprong van het kret (het
zitbankje van de menner) een bermsloot in.
Het paard met de wagen achter zich aan wist
de weg en ging het erf op. Wij kwamen er met
knikkende knieën achteraan.
Mijn vader is nog eens opgepakt en verhoord.
Het was allemaal heel spannend. Later kwam
hij toch weerthuis. Het had te maken meteen
radio. Maar het fijne weet ik er niet van. Daar
is later ook nooit meer over gesproken. Die
radio was verstopt tussen de strobalen. Daar
zat ook een fiets in verstopt. De ander was
gevorderd, ledereen in de polder had een
of meer fietsen, die moest je inleveren. Wij
hadden maar één fiets hadden mijn ouders
gezegd. Om dat te controleren werd overal
gezocht en ze staken met lange pennen door
de strobalen. Toen vonden ze de radio. Ze
stopten met zoeken en vader moest mee.
Omdat de radio niet in bedrijf was mocht
vader weer gaan heb ik begrepen.
Op een dag kwam ik uit school en tot mijn
verbazing zat er een heel mager meisje in de
keuken. Het bleek een meisje uit Amsterdam
te zijn, Corry. Bij meerdere gezinnen kwam
een kind uit de stad. De buren hadden er
een uit Rotterdam. Ze was al heel gauw
een deel van ons gezin. Haar vader kwam
regelmatig langs op zijn fiets met massieve
banden. Die at dan ook mee, soms ook ene
heer Veenhuis uit Amersfoort. We zaten dan
soms met wel 10 of 12 mensen aan tafel.
Veenhuis was werkzaam bij de PTT. De vader
van Corry werkte, meen ik, bij Kromhout als
instrumentmaker. Met Corry is nog steeds
contact. De heer Veenhuis heb ik zelf voor
het laatst gezien toen ik een jaar of 16 was.
Mijn ouders hebben langer contact gehad.
Later is dit wat verwaterd.
Regelmatig kwamen er mensen uit de stad
om eten vragen of er werd iets geruild voor
een zak aardappelen. Ik weet dat wij in die
tijd een step hadden met luchtbanden.
Waarschijnlijk geruild voor eten. Toen het
graan was geoogst kwamen de stadsmensen
vragen of ze aren mochten zoeken. Tijdens
het maaien met de zicht en het binden tot
schoven vielen er regelmatig aren van de
tarwe of haverop de grond. Heelveel mensen
liepen er in die tijd bij ons en anderen op
het land om deze aren op te zoeken. Zo
konden ze weer een broodje maken. Ik heb
begrepen dat veel graan bij het dorsen werd
gevorderd door de Duitsers. Dat gold voor
alle producten die van het land kwamen.
In de schuur had mijn vader samen met 2
buurmannen een persje gekocht of gemaakt.
Hiermee persten zij olie uit het koolzaad.
Deze olie werd ondermeer gebruikt om de
lamp te laten branden. De doppen van het
zaad kwam er als een dun strengetje uit en
stonk. Maar het varken vrat het met smaak
op. Dit varken zat in een hok waar de mest
van 2 koeien en het paard overheen was
gegooid. Zo bleef het beest uit het oog (en
de neus) van de Duitsers.
Op 17 april 1945 werd er 's morgens vroeg op
de ramen geklopt. Een buurman schreeuwde:
"Klaas en Ma, er uit, de Moffen laten de Meer
onder water lopen". Er zal wel veel paniek
zijn geweest, maar daar hadden wij als
kinderen nauwelijks erg in. Er werden twee
platte wagens volgeladen met huisraad en
andere spullen. Het paard ervoor, de twee
koeien erachter en wij boven op de wagen.
Het was de dag dat mijn jongere broer Jan
zes jaar werd. Moeder had daarom een cake
gebakken. Toen de optocht vertrok zaten wij
lekker van de cake te smikkelen. We hadden
nog even een stop in Wieringerwerf. Eén
van de twee koeien was bij ons in de kost.
Dit beest was eigendom van een drogist
(Wegdam?) en werd bij de man zijn winkel
aan de regenpijp vastgezet. Wij vervolgden
onze reis naar Heerhugowaard waar we
onze intrek namen in de koolschuur van Opa
Mooij.
24
Kroniek no. 58, 79e jaargang, 2077/7