m Een oorlogsherinnering van piet Mooij Onderstaand verhaal stuurde Piet Mooij in 2010 naar Juliette Eichholz, die dat jaar een boek uitgaf met als titel:"Kind in de Tweede Wereldoorlog". Dit verhaal werd echter niet in het boek opgenomen, maar Bep Ruijter stuurde ons dit door met de opmerking dat het wellicht iets voor de Kroniek zou kunnen zijn. Hierbij zijn inzending. Mijn naam is Piet Mooij. Ik ben geboren in onderduikers maar om eten te vragen en/of november 1937. Mijn eerste herinneringen te vorderen, aan WOU zijn dan ook pas van de laatste anderhalf, twee oorlogsjaren. In 1942 verhuisden wij van Hensbroek, een dorpje in N-Holland, waar ik ben geboren, naar de Wieringermeer. Mijn vader was tuinbouwer en had de kans om op een wat groter bedrijf zich meer te ontplooien. Wij hadden in de oorlog achter in het land een onderkomen onder de grond met een viertal onderduikers. Drie jongemannen uit Hensbroek en een, denk ik, meer stadse jongeman. De laatste had meer met de buren te maken en is ook met één van de negen dochters van de buren getrouwd. Overdag hielpen de jongens met werk op het land met steeds een oogje naar de weg en ze hielpen in de schuur met werkzaamheden. Wassen deden ze zich bij ons in de tobbe net als iedereen in die tijd of achter in het kanaal, vlak bij hun schuilplaats, 's Avonds kwamen ze via een in de zomer droogliggende sloot, vaak naar ons huis om te praten en te kaarten met m'n vader. Het kwam weieens voor dat er Duitsers voor de deur stonden. Ze moesten dan via de kelder onder de vloer kruipen. Ook stonden er z.g. ruiters op het land. Op deze ruiters werd het hooi voor het paard en een koe gedroogd. Dit hooi was er zo op gelegd dat de binnenkant als het ware een hol was. Bij onraad kropen ze daaronder. Ze stonden dan op de z.g. ruiterstokken. Je moest echt wel op je knieën om iemand te ontdekken. Meestal kwamen ze niet voor Ruiter, gedeeltelijk opgetast We hebben meerdere malen de tuin en delen van het land moeten ontdoen van stroken zilverpapier. Deze stroken gooiden de geallieerden naar beneden om de Duitse radarapparatuurte ontregelen. Op een nacht (of vroege morgen) werden we door vader uit bed gehaald omdat een brandend vliegtuig op of in de buurt van ons huis, dreigde te vallen. Uiteindelijk viel dit toestel enkele kilometers verder op het erf van de familie Juurlink. Van het lot van de bemanning weet ik niets. Ik was een keer mee met paard en wagen met Wim Keiser de zoon van een Wieringer visser of vishandelaar of allebei. Waar we iets hadden gebracht weet ik niet meer, maar op de terugweg, we waren al bijna thuis, vond een Duitse jager het nodig een Kroniek no. 58, 19e jaargang, 2on/i Een foto die aardig lijkt op de holle hooiruiters. Uiteraard was ook de voorzijde dicht.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2011 | | pagina 25