daarop de muren opgemetseld kunnen worden.
Ook worden die maand nieuwe vruchtbomen
geplant: in totaal 35 appel-, peren-, pruimen- en
kersenbomen en rode en zwarte bessen en rode
en witte kruisbessen.
Het jaar 1947 en daarna
Het is 3 februari 1947, de vorst zit 40 cm in de
grond. Op 16 maart blaast een westerstorm (100
km per uur) het boetje achter de noodwoning
omver en ook de voergang voor de paarden
langs stort in. Op 3 april komen de metselaars en
beginnen met de oostelijke muur van 30 m. Twee
dagen later blaast een storm de inmiddels 1 m
hoge muur plat en kan weer opnieuw begonnen
worden. Begin mei is men met het dak van de
boerderij bezig. Ook komt er die maand een zgn.
nissenhut binnen, afkomstig uit Amerika. In juni
komen nog twee maal twee vrachten Oldenhuis-
de herbouw van het woonhuis bij de boerderij.
De schuur wordt gebruikt als opslagruimte
voor bouwmaterialen, ook voor de andere
boerderijen langs de weg. Tegen bijbetaling
krijgt het nieuwe huis ook een badkamer. Op
3 november begint het schoonmaken en het
opruimen van de bouwresten. Daarna worden de
lampen opgehangen en kan de stoffeerder aan
de slag. Op 27 november 1952 is de verhuizing
op eigen erf van de noodwoning naar de nieuwe
woning. Zeven jaar, zes maanden en 9 dagen
liggen tussen vluchten voor het water en weer
"thuis"zijn.
Lambertus Haverkamp besluit zijn dagboek als
volgt:
"Ik heb dit alle geschreven omdat het nu nog
mogelijk is, dat iemand die dit alles beleefd
heeft, dat aan het nageslacht doorgeeft. Enkele
namen zijn gebruikt maar zo weing mogelijk.
elevatoren binnen. In totaal zijn zo 40 elevatoren
door Haverkamp gemonteerd en afgeleverd.
Vier personen hadden druk werk om in 1 dag 4
machines af te krijgen; degenen die een vernielde
elevator hadden ingeleverd hadden voorrang.
In mei 1948 werd een bouwvergunning gekregen
voorde herbouw in Middenmeer van het huis van
moeder Haverkamp. Vanaf april 1949 heeft zij daar
met haar broer nog een aantal jaren gewoond. Op
12 februari 1952 wordt een begin gemaakt met
leder die deze ramp heeft meegemaakt, heeft
andere ervaringen opgedaan. Maar ik geloof
dat een woord van dank moet worden gebracht
aan het Westfriese volk van Noord-Holland,
dat ons Wieringermeerders fantastisch hebben
opgevangen in de moeilijkste periode van hun
leven. West-Friesland, Heel veel dank".
35
Kroniek no. 57, 18e jaargang, 2010/3
Het herstel van de schuur begint al aardig op te schieten