Kroniek no. 57, 18e jaargang, 2070/3 naar het Domeinkantoor geweest. Ze vonden vooral de rentmeester dijkgraafkamer mooi, toevallig was dat de mooiste kamer met een eigen wc en een plek om de jas op te hangen (over rangen en standen gesproken). Maar het summum was de zolder waarbij het verhaal van de mensen die bij de onderwaterzetting op deze zolder gebivakkeerd hebben erin ging als koek!" Appeltje-eitje Toen hij aantrad, waren de twee ambtelijke organisatiesnogstrakhiërarchischgeorganiseerd. Een rentmeester die bij het rentambt boven drie afdelingen stond: landbouwkundige, bouwkundige en administratieve afdeling. En bij het Heemraadschap de administratie en de technische dienst waarbij aan het hoofd resp. een secretaris en een hoofd technische dienst stonden. De secretaris, de hoofd technische dienst en de dijkgraaf vormden een soort dagelijks bestuur waarbij de taken en verantwoordelijkheden niet strak vastgelegd waren. De Domeinen had, doordat bijna alle grond in de Wieringermeer ook van de Staat was in de begintijd, het recht verworven om ook de dijkgraaf van het Heemraadschap te leveren. Het Rentambt en het Heemraadschap waren beide in het Domeinkantoor gevestigd en hij moest zijn tijd tussen die twee diensten verdelen. "Een van de eerste dingen die ik heb gedaan, is het uit elkaar halen van de diensten zodat de mensen van het Rentambt bij elkaar zaten en die van het Heemraadschap. Maar kamers anders verdelen levert per definitie veel discussie op. Eén kamer van het Domeinkantoor stond niet ter discussie namelijk die van de rentmeester dijkgraaf. De waterschapszaken die we te behandelen hadden waren duidelijk en overzichtelijk. Wij moesten voor droge voeten zorgen en Uitwaterende Sluizen was voor het zuiveringsbeheer en Noord-Hollands Noorderkwartier voor de zeedijken. Toch hadden we een paar vreemde taken namelijk het vaarwegenbeheer en het beheer van de buitenwegen". De financiën voor het Heemraadschap werden in de eerste jaren van zijn periode geheel door de Staat opgehoest, wat natuurlijk niet onvoordelig voor de boeren in de Meer was. Het bestuur was nog zeer compact met vertegenwoordigers van de pachters, erfpachters, de gemeente en de andere eigenaren in de Meer."ln de vijfjaar dat ik dijkgraaf was, waren de belangrijkste dingen voor de Wieringermeer de ingebruikname van de zuivering bij Wieringerwerf en de realisatie van het project afleiding zoute water in de Zuiderhaven. Van dat laatste project dacht ik overigens dat dit nooit door zou gaan, maar de drinkwatermaatschappij in Andijk had er heel veel belang bij en via inbreng van dit project in het zoutwaterverdrag van de Rijn kwam er plotseling 40 miljoen gulden op tafel. Net of er een zak aardappelen geleegd werd, zo gemakkelijk ging het!" Het Heem raadschap de Wieringermeerverlooreen van de belangrijke pijlers van haar bestaan toen in het kader van Brokx-droog (Wet Herverdeling Wegenbeheer, genoemd naar minister Brokx) de (droge) wegen naar de gemeente overgingen en toen de vaarwegen later naar de provincie over konden was het pleit snel beslecht. Daarna begonnen de onderhandelingen over een nieuw te vormen waterschap. Een van de zaken die hem toen heel erg verwonderd heeft, is het feit dat als je het aan de top eens bent over het te vormen waterschap en de invulling van de belangrijkste posities, de vorming van een nieuwe organisatie een appeltje-eitje is". Na 1 januari 1994 is hij nog tot 1 januari 2003 in het dagelijks bestuur van het waterschap Hollands Kroon actief geweest. Voor wat, hoort wat Toen hij als rentmeester in de Wieringermeer aantrad op 1 januari 1989 was bijna de gehele Wieringermeerpolder nog in eigendom van de Staat. Het verkoopbeleid als uitvoering van de motie Faber was evenwel van start gegaan. Daarvoor had de Staat altijd een soort saneringsbeleid uitgevoerd waarbij de kleinere pachters, indien mogelijk, in oppervlakte vergroot werden. Met de komst van het verkoopbeleid ging het principe 'voor wat hoort wat' gelden. Als er een vergroting aan de orde was, dan werd er via de zogenaamde LNO- procedure gekeken hoeveel een betreffende boer kon kopen. In ieder geval de gebouwen en als het kon ook nog een stuk grond. Later is het saneringsbeleid compleet afgeschaft en moesten de boeren zelf zorgen voor bedrijfsvergrotingen. Aanvankelijk kwam de verkoop maar moeizaam op gang. In het begin kochten vooral veeboeren de grond omdat ze niet voor het quotum hoefden te betalen. Wel kregen ze een clausule voor het geval ze de grond met quotum zouden doorverkopen. Pas eind jaren negentig kregen de pachters in de gaten dat ze 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2010 | | pagina 28