droge plekvertoont. De betonnen lantaarnpalen liggen gebroken op het plein. De maaier echter heeft water en storm getrotseerd. Hij staat daar als symbool van wilskracht, wilskracht welke straks noodig zal blijken om hier verder te bouwen. Het Domeinkantoor als geheel staat er nog. Van de roodsteenen buitenmuren zijn groote stukken verdwenen, doch de binnenspauw heeft zich goed gehouden. Een kijkje binnen het ons zoo vertrouwde kantoor, welks ingang nog ten deele is versierd met de mededeeling, dat het alleen des voormiddags voor publiek geopend is, doet ons ook hier ervaren, dat het water veel vernield heeft. Enkele binnenmuren zijn omgevallen. De mooie parketvloeren zijn losgeweekt en totaal bedorven. Binnendeuren zijn verdwenen. De stand van het water teekent zich zwart af op de gehavende muren. Vanuit de kelders, die nog vol stinkend water staan, waait een gierlucht ons tegemoet. Nog deze week zullen deze leeggepompt worden. Ruiten zijn verdwenen, evenals een groot stuk van het fraaie gebrandschilderde glas in de hal van het gebouw. Op de bovenverdieping is de toestand gunstiger. Hier woont sinds eenige dagen de dorpsbewaker B. Louwes met zijn echtgenoote in de kantoren van den Voorlichtingsdienst. Nabij het Raadhuis staat water, ongeveer 30 a 40 cm., en dan zien we Wieringerwerf, beter, hetgeen het water ervan overliet. Ons oog gaat over de puinhopen van het vroegere gemeentehuis, er staat niets meer overeind. Het balcon ligt op de plaats van de buitendeur, het geheel is een ruïne. Tusschen muurbrokken vinden we staatsbladen, resten van archieven, een verzameling verordeningen, uitvoeringsvoorschriften van decreten van den Führer. Temidden van de puinhoopen kunnen we althans dankbaar zijn, dat we van den laatsten geen last meer zullen hebben. Na ons bezoek aan deze beide officiëele gebouwen komen we bij de Rentmeesterswoning. Hier kunnen we tenminste nog spreken van een woning, hoewel deze ook zwaar beschadigd is. Wanneer Ir. Ovinge zijn huis binnentreedt blijkt een paling, zijn komst in een der kamers te hebben afgewacht alvorens te sterven. Deze attentie wordt eveneens vriendelijk beantwoord en ondanks de gladheid die palingen eigen is wordt zij in handen gesteld van den dorpsbewaker. Door het water wadend komen op het Ir. Verder waden we de Terpstraat in glijdend Smedingplein, dat in het midden reeds een in een dikke kleilaag, daar struikelend over Kroniek no. 55, 18e jaargang, 2010/1 Ned.Herv.kerk 1945 (Niestadt-fotocollectie Zijper Museum Schagerbrug NH)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2010 | | pagina 34