Kroniek rto. 50, 16e jaargang, 200S/2
andere Duitse joden huurden ze een etage
in de derde Joodse wijk van Amsterdam, de
Rivierenbuurt. Daar stonden vele woningen
leeg als gevolg van de crisis. De familie
Schwarz ging, na twee verhuizingen, in
november 1939 wonen op de begane grond
aan de Dintelstraat 34. Samen met een
familie H. Cahn uit Keulen. Zo'n diepe
woning, met een glimmend lichtbruin
gelakte Jugendstil voordeur. Het
huisnummer van toen staat nu nog vaag
maar onmiskenbaar op de muur gekalkt.
Keurig vermelden hun woonkaarten met
rood potlood: JVl (Joodsch vluchteling. Het
is niet ver van het Merwedeplein, waar het
standbeeld van Anne Frank staat, met haar
koffertje in de hand.
Lothar was intussen in het joodse werkdorp
Nieuwesluis al ruim een jaar met zijn
opleiding bezig. Hij had voor tuinbouw
gekozen (onder begeleiding van werkleider
J. Slabbekoorn, red.) Een opleiding in het
beroep van zijn vader, winkelier, was er
natuurlijk niet. Misschien voelde tuinieren
voor hem als het minst ruwe vak. In de jaren
dat hij daar zat waren er gemiddeld zo'n 180
jonge mensen. De meesten telden nog geen
25 jaar. Jongens versus meisjes: vijf op een.
De sexen woonden gescheiden in groepen
van zes tot acht leerlingen per barak. Ze
werkten niet gescheiden. Onderling kenden
ze een band van "vriendschap met
veerkracht", dicht Judith Herzberg over
Wieringermeer, waar zij als klein kind even
woonde. Zo kwam Lothar na bijna een jaar
werkdorp een meisje tegen. Gitta. Uit
Berlijn, tenminste daar woonde ze met haar
vader Kurt Rechnitz. Gitta was geboren in
Stolp, nu Polen, waar haar moeder, Betty
Machnitzki, waarschijnlijk is overleden.
In februari 1939 liet haar vader haar naar de
Wieringermeer gaan. Daar zag Gitta Lothar.
Ongeveer een jaar later zal Gitta gemerkt
hebben dat ze in verwachting was. Dan
vallen de Duitsers in mei 1940 Nederland
binnen. De kans op emigratie is tot bijna
nul gedaald.
Lothar en Gitta besluiten te trouwen. Lothar
had na twee jaar werkdorp vast en zeker
een emigratie-certificaat gekregen. Door te
trouwen zou Gitta op hetzelfde 'ticket' mee
kunnen! Misschien toch! Ze zullen een
huwelijk ook als een overlevingskans
hebben gezien. De 'tuinder' en de 'hulp in
de huishouding', beiden slechts 19 jaar oud
en "duitsch onderdaan" mogen in het
huwelijk treden, omdat Lothar Lazarus
Leyser 'meerderjarig verklaard" was, en
Alice Brigitta Rechnitz "via een authentieke
akte" toestemming van haar vader had
gekregen.
Op die 23e september 1940 tekent Lothar in
de Wieringermeer keurig de trouwakte met
"Lothar Israël", zoals dat moest sinds de
Rassenwetten, en vergeet bijna zijn eigen
tweede naam "Lazarus"; Alice voegt de B
van Brigitta toe en slechts de S van het
verplichte Sara. Als getuigen traden op:
Abel Herzberg, de laatste directeur van het
werkdorp, en Helène Hirsch, de vrouw van
de vorige directeur, Mosje Katznelson. Deze
twee waren Brits onderdaan, vrijwillig uit
Palestina naar het gevaarlijke Europa
gekomen om in het werkdorp kennis van
zaken te brengen. Mosje zou zijn
internering niet overleven; Helène keert
terug naar Palestina. Abel Herzberg, vader
van dichteres Judith, overleeft Bergen-
Belsen en schrijft onder meer zijn
gewaardeerde 'Kroniek der
Jodenvervolging'.
26