Kroniek no. 49, 16e jaargang, 2008/7
de Schelpenbolweg. De beide jongens
moesten mee om aan te wijzen waar die
derde zat. Toen ze per ongeluk het huis van
D. de Zwart aanwezen, vonden ze daar ook
nog een onderduiker (Klaas Doelman), toen
nog de bewuste aan de overkant van de
weg en zo kwamen ze bij ons terug, met 2
onderduikers en 2 boeren, D. de Zwart en J.
Smit.
Mij hadden ze ondertussen onder bewak
ing van een Duitse soldaat zolang in de
bijkeuken opgesloten. Ook de volontair
was daarbij. Dat ze die verder ongemoeid
hebben gelaten begrijp ik tot op heden nog
niet. Toen de heren terugkwamen van de
Schelpenbolweg, gingen we in regen en
wind als buit mee naar de overkant van de
Korte Afsluitdijk, nadat ik ook maar heel
kort de tijd kreeg van mijn vrouw en de
kinderen afscheid te nemen. In het café
aldaar waren de heren ingekwartierd en
daar werden we tot aan de avond bewaakt.
Tegen donker brachten ze ons naar een cel
bij het politiebureau in Hippolytushoef; de
4 jongens in de ene en wij met z'n drieën in
de andere helft. Wel kregen we nog
gelegenheid contact te maken met de
huisgenoten." (bron 1)
In de gevangenis in Amsterdam
Op maandag 22 januari worden de
arrestanten door drie politiemensen naar
Amsterdam gebracht en komen ze in de
gevangenis aan de Weteringschans terecht.
Na de nodige formaliteiten worden ze door
een wachtmeester naar een cel gebracht:
Montsma naar een cel waar al twee
zwarthandelaren zitten en De Zwart samen
met zijn knecht bij een zekere Arends en
een journalist (Bert Honselaar). Deze
Arends is gesnapt met 4 exemplaren van
Vrij Nederland in huis en wordt verdacht lid
van de Ondergrondse te zijn. Hij is al
verscheidene keren verhoord en de laatste
keer bijna dood geslagen, hij heeft nog
altijd pijn in de rug en talloze littekens. De
schrik zit er goed in en met angst en beven
wordt een komend verhoor afgewacht.
De cel is ongeveer 4 bij 2 m; de vloer is van
beton, de stenen muren zijn geschilderd,
van onderen bruin, van boven crème. Onder
het verduisterde raam liggen op elkaar
gestapelde stromatrassen die zo een
zitbank vormen. De bedden zijn stalen
kribben, die tegen de muur geklapt kunnen
worden. Er is een klein hoekkastje met voor
ieder een plank en een kleine, blankhouten
opklaptafel. Er hangt zelfs een spiegel en in
de rand van die spiegel zijn fotootjes van
thuis geklemd. De Zwart heeft er een foto
van de boerderij met vrouw en kind ervoor
ingestoken. Verder bestaat het meubilair
uit twee stoelen en een driepotig krukje;
een vorige gevangene heeft daarop een
randschrift gekrast: "In deze bajes zit geen
gajes, maar Hollands glorie, potverdorie!"
Achter een houten kamerschot staat een
ijzeren emmer met dubbele rand en een
goed sluitend deksel; er is een houten bril
bij die er naar behoeven opgelegd kan
worden. Voor gebruik van deze zgn.
kiebelton wordt eerst de luchtklep boven
het raam geopend. Even later vult zich de
cel met een stank van ammoniak, lysol en
nog wat. Door de ventilatie is de stank
meestal na 5 minuten verdwenen.
De dagen in de cel zijn een aaneenrijging
van praten, eten, niks doen, lezen en
dammen met een zelfgemaakt damspel,
onderbroken door andere gebeurtenissen.
Op maandag wordt om de andere week
stroop gedistribueerd. Dinsdagmorgen is
het grote schoonmaak: er wordt een
emmer water met enkele dweiltjes
uitgedeeld en de cel krijgt een grote beurt.
Op woensdag is het feest, dan komen de
21