Kroniek no. 49, 16e jaargang, 2008/7 met handkracht. Dat waren veelal Zeeuwse seizoenarbeiders die hier werk hadden en meer konden verdienen dan thuis. (Te vergelijken met de Polen van nu). Voor hun huisvesting was achter in onze tuin een schuur gebouwd met een grote zolder. Onder de lage kanten van het dak lagen strozakken als slaapplaats. In het midden een lange tafel met aan beide kanten een paar lange banken. Daar was dan plaats voor zo'n 20 man. Voor eten moesten ze zelfzorgen. Van warm eten kan ik me niets herinneren. Het was voor deze mensen zeker geen 'vetpot' in die "goeie oude tijd". Voor zijn werk kocht mijn vader een auto, een derdehands A. Ford. Nu noem je zo^n ding een "OLDTIMER". Daar ging hij z'n klanten mee af. Heel dikwijls ben ik met hem meegereden en heb daardoor, meer van de jonge polder gezien dan veel van mijn leeftijdgenoten. De eerste jaren in de polder waren er tijdens het voorjaar dikwijls grote zandstormen. Door harde voorjaarswinden gingen de lichte zandgronden boven Slootdorp stuiven. Schade voor de betrokken boer. Ook in Middenmeer was het zand tot in de huizen te vinden, op de eettafel en zelfs in je bed. In die tijd zijn er ook een paar jaar geweest met grote veldmuizenplagen. De jeugd maakte zich verdienstelijk met het bestrijden daarvan, wel op een niet zo diervriendelijke wijze. Er werd water in de holen gegoten en als de muizen er uitkwamen werden ze doodgetrapt. Katten waren niet meer geïnteresseerd in het vangen van muizen, er waren er te veel. Enkele verzamelden een voorraadje, maar de al half verzopen muizen waren voor hen ook geen gezellig speelobject. De eerste jaren toen er nog hele delen van de polder niet goed ontwaterd waren, kwam ook malaria voor, een z.g. flitspuit met bestrijdingsmiddel tegen de malariamug werd gratis verstrekt. Vóór de lagere schooltijd was Piet Veldhoen mijn dagelijkse speelkameraad. Hij woonde vlak achter ons aan de Kerkstraat. We bleven meestal maar veilig dichtbij huis, verder weg was de grote boze buitenwereld. De Torenstraat meden we en gingen er met een grote boog omheen. Door de grote jongens daar waren we al eens gepest. Veldhoen was koster van de kerk en moeder Veldhoen maakte vrijdags de kerk schoon. Daar konden we dan kerkje spelen. Zondags rolde er wel eens een pepermunt op de grond. Daar gingen we dan naar zoeken. Soms vonden we een verloren cent. Van moeder Veldhoen moesten we die in het kerkbusje doen. Maar we smeerden hem stiekem, met de volgens ons 'eerlijk' gevonden cent om die bij kruidenier Varkevisser om te zetten in snoepgoed. Naar de grote school, 1 April 1936. Middenmeer was al zo bevolkt dat de school te klein werd. De eerste klas werd daarom ondergebracht in een lokaal van het "Dorpshuis". De jongste groep knus bij elkaar met juffrouw Heyt als onderwijzeres. Voor getrokken werd ik zeker niet, ze briefde thuis wel door wat voor streken ik uithaalde. Dat vond ik helemaal niet leuk. Jammer genoeg zijn er geen klassenfoto's gemaakt. Nu na meer dan zeventig jaar kom je nog wel oud-klasgenoten tegen. Leuk als je elkaar herkend en samen herinneringen kunt ophalen, zoals dat er zo af en toe muizen door het lokaal liepen. Gillende meisjes en de juffrouw die boven 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2008 | | pagina 17