Kroniek no. 47, 15e jaargang, 2007/2
In de jaren 1934 en 1935 werd de plant-
afstand van 1x1 meter toegepast.
Door de enorme gras- en onkruidgroei werd
besloten na 1935 de plantafstand op 0,8 x
0,8 meter te stellen. Hierdoor zou de
beplanting zich spoedig sluiten en de
onkruiden onderdrukken. Nadeel was, dat
per hectare geen 10.000 maar 16.000
planten nodig zouden zijn. De kosten van
deze 2-jarige planten, welke op de kweke
rijen in de Wieringermeer geteeld werden,
waren echter laag. Zeker in vergelijking met
de kosten van de bestrijding van het
onkruid. Dit werd met een schoffelmachine,
voortgetrokken door een paard, tussen de
rijen losgewerkt, waarna het verdroogde.
Ook zijn vele hectaren met de hak, in
werkverschaffing uitgevoerd.
De beplantingen werden steeds in het
voorjaar uitgevoerd, het personeel kon in
de zomermaanden niet gemist worden bij
de cultuurwerkzaamheden. In 1941 was er
zo'n 400 ha beplant. Voor de produktie van
de benodigde bomen werden er in
Middenmeer, Wieringerwerf en Robben
oord kwekerijen aangelegd, met een
gezamenlijke grootte van ongeveer 20 ha.
Een voordeel van deze eigen kweek was,
dat het ter plaatse geacclimatiseerde
plantsoen leverde, waardoor de nieuwe
beplanting snel aansloeg.
Beplanting langs wegen
De aanleg van beplanting langs wegen en
kanalen was een belangrijk onderdeel van
de inrichting van het landschap. Vanuit
landbouwkundig oogpunt echter is de
aanwezigheid van schaduwvormende
begroeiing langs de kavels niet gewenst. In
een rapport uit 1934 worden de volgende
nadelen opgesomd, welke aan de aanwe
zigheid van bomen worden toegeschreven:
Slechte structuur van de grond, slechte
korrelvorming van het koren, slap stro en
daardoor legerachtig koren, laag suiker
gehalte van de bieten op stroken die langs
de bomenrijen liggen, schade door boom
wortels, enzovoort. De schade zou bij
wegen die van zuid naar noord lopen groter
zijn dan bij wegen van oost naar west. Deze
laatste zijn om die reden bijna altijd aan de
zuidzijde beplant.
Beplanting van de erven, dorpen en Terp
In 1942 schrijft dhr. P. Boodt, houtvester bij
het Staatsboschbeheer in het Neder-
landsch Boschbouwtijdschrift een artikel
over de beplanting in de Wieringermeer. Hij
stelt dat de erfbeplantingen bij de
boerderijen individueel en in overleg met
de toekomstige pachter tot stand zijn
gekomen. De door de Wieringermeer-
directie aangewezen tuin- en landschaps
architect heeft de beplantingskaartjes
opgemaakt en het Staatsboschbeheer trad
dan in overleg met de pachters over de aan
te planten houtsoorten.
Over het algemeen werd aan de West- en
Noordzijde van het erf een singel aange
legd van 4 a 5 meter breed. Langs de
Oostzijde kon met een breedte van 3 meter
worden volstaan, terwijl de Zuidzijde
onbeplant bleef of slechts van een lichte
beplanting werd voorzien. Als het in
verband met de ligging van het bedrijf aan
de weg gunstig uitkwam werden aan de
Zuidzijde op het erf twee stukken als
25