Het levensverhaal van een metselaar
15e jaargang 2ooy/ 1, nr. 46
Anne Faber, op z'n Fries Oane, geboren op
17-2-1920 in Giekerk in de gemeente
Tietjerksteradeei, als zoon van Jitze Faber
en Hendrikje Klok. Verder is er een oudere
zuster Anne en broer Bouke. Vader Jitze
werkt bij het bouwbedrijf van Kingma en
trekt met zijn gezin van bouwplaats naar
bouwplaats. Het gezin woont dan in een
bouwkeet op het bouwterrein zodat er
tegelijkertijd (m.n. op zondag) oppas
aanwezig is. Elke keer als een project klaar
is komt het gezin weer terug naar Giekerk
waar het ouderlijke huis in de tussentijd is
aangehouden. Zo woont het gezin voor
korte of langere tijd in Leeuwarden, Zwolle,
Sappemeer, Haarlem, Terschelling (waar
een school wordt gebouwd) en Den Oever
(aan de Dijkstraat). Het spreekt vanzelf dat
van schoolgaan op deze manier weinig
komt en in feite heeft Anne bij elkaar maar
enkele jaren lagere school gehad. In de
zeer strenge winter van 1927 /1928 woont
het gezin weer in Giekerk.
Ondertussen zijn de werkzaamheden voor
de inpoldering van de Wieringermeer in
volle gang en Kingma beseft dat daar over
enkele jaren goede kansen voor zijn bedrijf
zijn. Zo gebeurt het dat in oktober 1930 het
hele huisraad plus bouw- en stijger-
materiaal op een 35-tons tjalkje wordt
geladen en door een motorboot, eveneens
geladen met bouwmateriaal, over de Friese
meren naar Staveren wordt gesleept om
vandaar de oversteek over de toen nog
Zuiderzee naar Medemblik te maken.
Alleen dochter Antje, inmiddels 17 en in
dienst bij een boer, blijft achter in
Friesland. Oom Sipke v/d Zee, ook in dienst
bij Kingma, is eveneens aan boord.
De volgende dag: storm, eerst maar eens
afwachten tot de wind wat is gaan liggen.
Aan het eind van de ochtend lijkt het beter
en wordt de tjalk de haven uitgesleept.
Vader aan het roer, moeder in het roefje en
de beide jongens Bouke en Anne voor alle
zekerheid met een touw aan de mast
geborgd. Oom Sipke houdt de deklading in
de gaten. Net buitengaats wordt gecon
stateerd dat het toch veel te gevaarlijk is,
vooral het tjalkje danst op en neer op de
golven. Met een grote boog om de
buitengaatse boei waarbij het scheepje
gevaarlijk schommelt, wordt weer terug
gevaren naar de haven om beter weer af te
wachten. In de loop van de middag zwakt
de wind af en wordt een nieuwe poging
ondernomen en zo wordt rond 6 uur de
haven van Medemblik bereikt. Er wordt nog
doorgevaren naar de West-Friese Vaart en
daar wordt aangelegd om de nacht door te
brengen. De tjalk heeft geen anker en dus
moet een paaltje in de grond worden
geslagen om het schip vast te leggen.
Vader Faber springt aan wal en staat gelijk
tot aan zijn middel in de modder. Oom van
der Zee steekt de loopplank naar hem uit
en zo wordt het schip dichter naar de wal
getrokken en uiteindelijk vastgelegd. De
volgende dag wordt bij de Hoornse brug,
waar een pontje is, de pontketting gevierd
zodat de schepen verder kunnen varen via
Middenmeer en eindigt de reis in
Slootdorp, toen nog Sluis I.
Beide schepen leggen daar aan en er wordt
een geschikte plek gezocht om al het
bouwmateriaal te lossen. Op het grasveld
waar nu zo'n beetje de ijsbaan ligt wordt
een directiekeet en een opzichterskeet
neergezet.
23