De beschadiging van de bruggen beperkte zich in de meeste gevallen tot beschadigde bitumineuze deklagen, die hersteld werden met teersteenslag. Ook andere weggedeelten werden hiermee hersteld. Bij veertien bruggen van gewapend beton bleken de landhoofden naar voren te zijn gekomen, waarbij een riskante verschuiving van de onderplaat t.o.v. de bovenplaat had plaatsgevonden. Het meest ernstig was dit bij brug no. 28 in de Tussenweg, waar de opleggingen niet meer droegen. Hier werd een voorlopige onderstopping van hardhout aangebracht. De basculebruggen konden aanvankelijk alleen handmatig bediend worden, daar de elektromotoren en schakelkasten ernstig van het water te lijden hadden gehad. Van enkele betonbruggen kwam de opbouw (de brugleuningen) na de drooglegging beschadigd boven water. Het bleek dat ze door aanvaringen van schepen vernield waren. Herstel van waterwegen De watergangen (vaarten en tochten) in de polder bleken na de drooglegging nagenoeg zonder uitzondering sterk verondiept. De hoofdvaarwegen, zoals de Westfriesevaart en de Slootvaart, waren na het droogvallen nog wel bevaarbaar, doordat deze een grotere bodembreedte hebben, doch in de meeste tochten was zoveel grond gevloeid dat daarin op sommige plaatsen nog maar 40 cm water stond. De grootste verondiepingen kwamen voor bij de uitmonding van de kavelsloten. Alvorens de vaarten en tochten konden worden gebaggerd moest deze eerst met draglines worden uitgegraven. De zeer vervuilde specie (stro, vlas en hout e.d.) werd niet op de wal gestort, maar vervoerd naar het IJsselmeer en daar gestort. Op de foto hieronder zien we een baggerschip bezig in de vaart langs de Schagerweg richting Kolhorn. 30

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2006 | | pagina 32