HOE ROND TE KOMEN ALS EVACUÉ?
Zo af en toe wordt ons gevraagd: "Hoe kwamen de mensen financieel rond,
nadat ze na de onderwaterzetting op 17 april 1945 de Wieringermeer
moesten ontvluchten. Een begrijpelijke vraag. Immers, de meeste
Wieringermeerbewoners waren door het opblazen van de dijk door de
bezetter in één klap, op wat huisraad na, alles kwijt, ook hun inkomen. De
Werkloosheidwet kenden we toen nog niet. Die werd pas ingevoerd op 9
september 1949 en de Algemene Bijstandswet is van veel latere datum,
namelijk 1965. Vóór dit laatstgenoemde jaar waren armlastigen
aangewezen op de z.g. armenzorg. In Nederland kwamen Armenwetten tot
stand in 1813, 1854 en 1912. Ook nog in deze laatste werd armenzorg
beschouwd als primair een zaak van het kerkelijk en particulier initiatief.
Slechts wanneer de armlastige geen vaste woon- of verblijfplaats had kwam
het Rijk in actie. In hoeverre evacués destijds een beroep deden op 's Rijks
armenzorg is ons niet bekend. We weten wel dat destijds particulieren en
instellingen, zoals de kerken, schadevergoeding hebben aangevraagd bij de
Schade-Enquêtecommssie te Den Helder en dat het al of niet toewijzen van
een vergoeding soms jaren op zich liet wachten. De definitieve
schadeafwikkeling voor het r.k. kerkbestuur vond bijvoorbeeld pas plaats in
1956.
Geen werk meer
Door de inundatie van de Wieringermeer verdreven van huis en haard
betekende dus ook geen werk meer. Veel geëvacueerde kostwinners gingen
in de buurt van hun evacuatieadres op zoek naar werk in de veronderstelling
dat ze voorlopig niet naar de Wieringermeer zouden (kunnen) terugkeren.
Verschillenden vonden werk bij boeren of tuinders op het oude land, waar ze
meestal veel personeel konden gebruiken, of ze werden ingeschakeld bij het
ruimen van aangespoeld materiaal langs de Wieringermeerdijk, werk dat
gebeurde onder leiding van het Heemraadschap Wieringermeer. Na de
bevrijding op 5 mei 1945 konden sommigen terecht bij
herstelwerkzaamheden langs de kust nabij Den Helder en anderen keerden
terug naar de oorspronkelijke plaats van herkomst en vonden daar
ondersteuning en/of werk bij hun familie. Sommigen vonden werk in de
Noordoostpolder, de Dsselmeerpolder die nog grotendeels in cultuur moest
worden gebracht. Weer anderen hielpen met hun eigen paarden en
werktuigen op boerenbedrijven in Groningen of in de Beemster. Degenen,
die geen werk konden vinden werden hier en daar ondersteund door de
kerkelijke caritas.
12