Commissie Wederopbouw Wieringermeer ingesteld. In deze Commissie
werden door het landelijk College benoemd:
- de heer Ir. C. Krijn, hoofdingenieur en adj-directeur van de
Provinciale Waterstaat van Noord-Holland te Haarlem;
- de heer G.G. Loggers, burgemeester van de gemeente
Wieringermeer;
- de heer Ir. A. Ovinge, rentmeester der Domeinen in het rentambt
Wieringermeer, tevens dijkgraaf van het heemraadschap de
Wieringermeer.
Ir. Krijn werd benoemd tot voorzitter. Het secretariaat werd gevoerd door de
heren A. N. Nap, (gemeentesecretaris) en Mr. Th. A. J. Vosters, (secretaris
van het heemraadschap de Wieringermeer).
Daarnaast werd er een Raad van Advies ingesteld. Tot voorzitter van deze
Raad werd gekozen de heer H. A. Giesen en verder de leden S. Breebaart,
F. J. A. van Dam, C. Dekker, L. Feikes, G. Hofmeijer, J. P. Koolhaas, J. Kruit,
C. Laan, J. W. Lammers, P. G. Luth, C. Montsma, G. Smid, J. Smit, D. Troost
en J. Vos.
De Commissie Wederopbouw Wieringermeer ontving op grond van een
eerste begroting van het College van Algemene Commissarissen een crediet
voor 1946 van f 21.777.000,- met toepassing van Art. 24 van de
Comptabiliteitswet. Vanwege de gebrekkige voedselvoorziening in ons land
kreeg het herstel en de opbouw van de Wieringermeer van overheidswege
de nodige prioriteit.
De Dienst Wederopbouw Wieringermeer was aanvankelijk gehuisvest in een
gedeelte van Huize "St Radboud", Ridderstraat 10 en in het parochiehuis "St
Pieter", Ridderstraat 9 te Medemblik. In augustus 1946 werd deze Dienst
overgeheveld naar het inmiddels herstelde Domeinkantoor te Wieringerwerf.
De schade na de drooglegging
a. Schade aan waterbouwkundige werken.
De Wieringermeerdijk had buiten de twee daarin geslagen gaten vrij
ernstige schade opgelopen aan het onbeschermde binnenbeloop over een
langte van 17 km. De overige dijken hadden geringere schade opgelopen.
De kanalen, vaarten en tochten bleken zonder uitzondering te zijn
verondiept door het invloeien van slib. De schade aan de wegen bestond in
hoofdzaak in het afkalven van de opritten naar de vaste bruggen en dijken,
het doodgaan van de bermbeplanting, het dichtsibben van bermsloten en
beschadiging van een gedeelte van de wegmeubilering. De
bedieningshuisjes nabij de beweegbare bruggen waren verloren gegaan. De
houten ophaalbrug over de Slootvaart werd gedeeltelijk vernield, evenals
een pontonbruggetje over de Hoge Kwelvaart. (Reeds vóór de inundatie
waren door de Duitse Weermacht de vier bruggen over het
Amstelmeerkanaal opgeblazen).
Tien dienstwoningen van sluis- en brugwachters en kantonniers gingen
geheel verloren en twee stuks gedeeltelijk. Ook werden enkele
dienstgebouwen geheel vernield.
De gemalen Lely en Leemans waren intact gebleven. Wel waren drijvende
kroonroosters en lantaarn bij de bordessen verloren gegaan. De zuigmonden
28